En plotseling, bij de herinnering aan het gesprek, trilde het sterke lichaam van Rouvier, de zware schouders van zijn boksersgestalte, enigszins gebogen, van ingehouden woede. Een vuistslag dreunde op zijn schrijftafel. Het deksel van zijn inktpot rolde over een concept-nota tot verhoging der oorlogscredieten.
***
Toen de Duitse gezant tegen het einde van de maand een avondpartij op de Britse ambassade bezocht, een der uitgelezen ontvangsten van Sir Francis Bertie, hoorde Radolin achter zich de wat hese, grommende stem van Clemenceau.
Clemenceau was in druk gesprek gewikkeld met de minister van oorlog Berteaux en generaal Brugère. In iets wijdere kring om het drietal heen stonden hoge officieren en elegante vrouwen, sommige met een glas champagne in de hand. Het werd stil toen de heftige stem van Clemenceau tot de omstanders doordrong. Radolin kwam een stap dichterbij.
Met zijn handen op de heupen sprak Clemenceau met bijtende intonatie: ‘Voortaan kunnen wij niet meer wijken... Als Duitsland de oorlog wil, welnu, dan zullen wij vechten!’
Radolin hoorde d'Haussonville achter zich mompelen: ‘Hij is me toch wel sympathiek, deze jacobijn. Danton zou ook op die manier hebben gesproken.’
***
Uit een dagboek van Paléologue, één van Frankrijk's grote diplomaten:
Woensdag, 28 Juni 1905
‘Om 7 uur 's avonds, in de Rue Royale, zag ik, met muziek voorop, een linie-regiment defileren, het 104de, terugkerend van het kamp van Châlons na een maand van marsen en oefeningen. De mannen, keurig in de rij, gebruind, met stoffige uniformen, marcheerden kranig: klassieke typen van de Franse soldaat. In militair opzicht is het ras waarlijk nog niet gedegenereerd.
Wat als schouwspel niet minder geruststellend is, is de menigte die, opgehoopt langs de trottoirs, op banken staande, de soldaten ziet voorbijtrekken. Een bewogen, warme, meelevende menigte, die het vaandel groet en waaruit herhaalde malen kreten opstijgen van ‘Leve Frankrijk! Leve het leger.’