andere grooten werden doorgaand teruggehouden. Geen woord, geene toespeling op het gebeurde, ontviel den slimmen monarch, en de Hertog was de man niet, om zich voor deze getuigen aan een schaakmat bloot te stellen. Filips en alba kenden elkander te wèl, om niet te weten, de eerste, dat de ander een volstrekt stilzwijgen zou bewaren, onder omstandigheden als deze; de tweede, om zeker te zijn, dat de Vorst besloten had, hem de gelegenheid tot spreken te benemen. Intusschen werden er vele en gewigtige zaken behandeld, alba's raad gevraagd, met blijkbaar ongeduld aangehoord, en toch gevolgd; terwijl de Hertog de hoogste menschelijke zelfoverwinning noodig had, om niet een verstrooid antwoord te geven, of een zulk, dat verwarring van denkbeelden of beneveling van doorzigt verraadde. De marteling werd hem ten laatste zoo onuitstaanbaar, dat de Markgraaf de Santa Cruz, die een koud zweet zag op dat hooge voorhoofd, dat zich nooit onder eenige zware taak had gerimpeld, hem overluid en meêwarig vroeg, of hij zich vermoeid gevoelde.
Filips sneed een antwoord af, met het koele woord:
‘Wij zullen den Hertog rust geven ter onzer tijd.....’
Toen begreep alba den moed der vertwijfeling, en hij sprak: ‘Ik begeer geene andere rust, Sire! dan die na afgedane bezigheden - en daarom bid ik, laat ons overgaan tot de aangelegenheden van den Afrikaanschen oorlog; ik heb gewigtige mede-