| |
| |
| |
[II]
Toen Don filips, gevolgd van de beide toledo's, het vertrek der Koningin binnentrad, was deze alleen met de Camarera-Major en slechts ééne Hofdame; haar gewone stoet scheen met eenig opzet voor ditmaal van haar verwijderd te zijn; die zweem van innigheid aan een hof, waar de vormen der etiquette met zulk eene kleingeestige vasthoudendheid werden nageleefd, bevreemde alba meer, dan zij hem verblijdde. Niets gaf hem regt te denken, dat de genegenheid der Koningin hem die weinig ceremoniëele ontvangst had voorbereid; hij wist, dat zij tegen hem vooringenomen was.
Toen anna maria van Oostenrijk als eene fiere bruid uit haars vaders Staten naar haren vorstelijken bruidegom werd heengeleid, had zij de provinciën van alba's Landvoogdij moeten doortrekken. Hij zelf was haar te gemoet gekomen aan het hoofd van Vlaanderens eerste Edelen, en haar togt door de Nederlanden was eene aaneenschakeling geweest van prachtige feesten en eerbewijzingen, en niets van wat de vrouwelijke ijdelheid kon vleijen en den vorstelijken hoogmoed streelen, was door hem gespaard geworden, om zich aangenaam te maken bij de nieuwe meesteres. Ook had er aanvankelijk tusschen hen de beste verstandhouding geheerscht; zij had de hulde aangenomen met den glimlach van het hoogste
| |
| |
welgevallen; maar met hoe vrolijk een geleide de Hertog haar ook zijns meesters Staten doorvoeren mogt, hij had niet kunnen beletten, dat er niet somtijds klagten tot haar waren doorgedrongen; dat zij, midden door het volksgejuich heen, niet somtijds het volkslijden had opgemerkt. Bij de tooneeldecoratie van vreugde en gejuich, waarmeê hij haar omheinde, was somtijds een scherm weggevallen, dat een schavot verborg, en zij had wel eens eene fakkel zien zwaaijen, die aan eene houtmijt was opgestoken, en een aangeboden bloemruiker was wel eens door een' traan bevochtigd geweest. Zij had het lijden en de bange vooruitzigten van dit volk begrepen; zij was jong, vrolijk, gelukkig; zij kon goedig zijn; haar hart kon niet verstompt wezen voor het medelijden; in haar Duitsch Vaderland had ze noch de Spaansche staatkunde, noch het Spaansch despotisme leeren begrijpen; wat was natuurlijker, dan dat zij alleen de strengheid van den Landvoogd verdacht en beschuldigde? Hoe gaarne had zij genade en zachtheid geoefend, die schoone vorstelijke deugden! maar zij kon daarvoor niets dan beloven.....
Zoodra het volk wist, dat zij beloofde, stroomde het klagten en smeekschriften tot haar, die alle als zoo vele beschuldigingen waren tegen den Regent; was het vreemd, dat zij een' afschuw kreeg van den man, die haar de schoonste dagen van haren jonkvrouwelijken viertijd door zulke tranen bedierf, en die hare glansrijke droomen door zulk eene werkelijkheid vernietigde? Maar meer nog; een meer
| |
| |
bepaald verzoek werd haren koninklijken invloed aanbevolen, en een zulk, dat niet onder de menigte kon verloren gaan. Dat gedeelte van den Vlaamschen adel, dat voor montigni partij trok, hetzij als vrienden, hetzij als verwanten, wist haar belang in te boezemen voor dezen Edelman, in Spanje gevangen onder zeer ongunstige vooruitzigten; de namen van egmond en hoorne, toen reeds onder den ijzeren staf des Hertogs gevallen, werden met opzet bitter en klagend uitgesproken; men duchtte voor den Heer van montigni hetzelfde lot.... Anna maria gaf haar woord, dat het eerste verzoek, door haar aan haren koninklijken bruidegom te doen, zijn leven zoude zijn en zijne vrijheid.
De eerste bede eener bruid, bevallig en jeugdig als deze, aan een' Gemaal, die reeds grijze haren droeg, en die dus in toegevendheid vergoeden moest, wat hij in liefde te kort zou schieten!..... aan een' Vorst als filips bovenal, die zoo gaarne het masker van zachtheid voor het oog der wereld bewaarde; dit eerste verzoek, waarvan Europa als getuige zou zijn, hij kon het niet weigeren, niet met eenigen schijn van gewone Vorstenheuschheid..... het kon niet mislukken..... de Vlaamsche adel was gerust! - en toch het mislukte! Montigni was gestorven, een' verdachten dood gestorven, vóórdat de Koningin een' voet in Spanje zette; filips had den aanslag op zijnen genadezin niet durven afwachten..... men hield het voor zeker, dat anna's woord zijnen dood had verhaast! - en de vijanden van alba fluisterden haar in, dat deze den Koning van
| |
| |
haar voornemen had gewaarschuwd. Dat was het, wat zij hem niet had kunnen vergeven. Der schoone vrouw de gelegenheid te benemen, om gansch Europa te toonen, wat hare schoonheid vermogt op den gevreesden Monarch van het Zuiden; der vorstelijke het voordeel, om zich voor altijd hare nieuwe onderdanen te winnen door een zoo indrukmakend blijk van goedertierenheid; der vrome het zoete zelfbewustzijn eener goede daad!
Zij weet niets aan den Koning, die toch de daad had bevolen; alles aan alba, die haar had veroorzaakt. Daarbij had des Hertogs trots op zijne verdiensten bij haren Gemaal, waarmede deze misschien met te weinig hovelingsvoorzigtigheid geschitterd had, haren vorstentrots gekwetst. Zij moest naijverig zijn, op wie bij filips zoo veel gelden kon, en een pronkend eereteeken, dat hij zelf zich had opgerigt, had hij haar durven toonen! de hoogmoed is zoo blind, dat hij de klippen niet zien kan, waarop hij te gronde moet gaan. Hoe het zij, de Koningin was nu twee jaren in Spanje, sedert twee jaren gehuwd aan filips; zij had in dien echt teleurstellingen ondervonden, gelijk welligt iedere vrouw, die uitgehuwelijkt wordt als zij; als iedere Koningin zeker; maar zij had zich met lijdelijke berusting in hare droeve grootheid geschikt; zij had vele zaken anders leeren inzien. Door eene hoofsche étiquette in elke handeling beperkt, zag ze misschien met een treurig oog op hare vrijere jeugd terug; maar zoo het lot der Nederlanden nog altijd hare belangstelling bleef wekken, zij had geleerd,
| |
| |
hoe zeer de vrouw van filips II onmagtig was, het lijden harer onderdanen te verzachten; en, van stillen, weinig ondernemenden aard, worstelde zij niet tegen de overmagt der omstandigheden, maar besloot in het diepste van haar hart wenschen, die haar als misdaden konden worden aangerekend. Van Oostenrijksche Prinses was zij Koningin van Spanje geworden! - en de Koningin hield van haren gemaal bepaalde voorschriften, hoe zij den Hertog bij zijn eerste bezoek ontvangen moest, en zij bewees, hoe zeer zij zich reeds begon te oefenen in de groote hofkunst, om den afkeer te vermommen onder eenen welwillenden glimlach, en eene bittere nagedachte onder een zoet woord, toen zij toledo met kalme hoffelijkheid de hand reikte tot de onvermijdelijke ceremonie, en toen zij er bijvoegde met eene gulheid, die volstrekt niets dubbelzinnigs had:
‘Wij achten ons gelukkig, Hertog! u thans op onze beurt welkom te heeten in Madrid; het is ons niet gegund, dat te doen met een deel van dien statelijken luister, waarmede gij ons de reize door Vlaanderen veraangenaamd hebt; maar welligt is het u niet minder wél in onzen huisselijken kring; gij zult mijn' oudsten zoon zien! - Mevrouw!’ en zij wendde zich tot de Camarera-Major: ‘geef last, dat men mij den Infant, Don diego, brenge!’
Die moederlijke trots, waarmede de Vorstin te gelijk den gehaten onderdaan vernederde, door hem te zeggen, dat zij zijn nageslacht een' meester had gegeven, vond voor het oogenblik weinig weder- | |
| |
klank bij den Hertog van Toledo, die minder gevatheid had dan beraden overleg, en die door het ongewone en vreemde van dit vorstelijk onthaal eenigzins in verwarring was geraakt; zijn antwoord ten minste was het ongelukkigste, dat er in deze omstandigheid gegeven kon worden.
‘Ik deed minder dan mijn pligt was, Mevrouw! schoon ik het beste bood wat ik konde; het bleef altijd eene krijgsmanshulde, te midden van een oproerig en woelziek volk, en Uwe Majesteit is wel goed, zich mijner te herinneren, om niets beters....’
‘Mij uwer herinneren, Heer Hertog!’ viel de Koningin in de rede, met al de voorbarige levendigheid eener vrouw, op de kwetsbare plek aangetast, ‘mij uwer herinneren? voorwaar! uwe gestalte is mij onvergetelijk, onvergetelijk als zij den Vlamingers is, zelfs al ware hij hun door geen metalen standbeeld in het geheugen geprent.....’
Dit woord was eene fout; anna maria van Oostenrijk had de Koningin van Spanje vergeten; ook zag filips haar aan met één' van die blikken, die vernietigen, en waaronder zij wegkromp, terwijl hij haar het woord ontnam, met te zeggen: ‘Uwe Majesteit heeft wèl gelijk; het geheugen der Vorsten mag niet zwak zijn voor hunne verdienstelijke onderdanen, en voor de drift, waarmede de Hertog haar de merkwaardigheden van Antwerpen toonde, mag zij hem dankbaar zijn; in de Citadel heeft hij zich een steenen gedenkteeken opgerigt, van zijne vinding, dat zijn' naam tot een' schrik zal maken voor muiters, zoo lang wettige Vorsten nog onge- | |
| |
hoorzame onderdanen te straffen hebben! Maar wij hebben heden getrouwen te beloonen,’ voegde hij er bij, zich vleijend tot alba wendende, ‘en daarom..... Don federico! wij hebben u nog niet voorgesteld aan onze zeer lieve gemalin!’
Die voorstelling geschiedde, en anna maria, die haren toorn tegen den vader misschien niet tot den zoon uitstrekte, of wel zich met nieuwe zelfbeheersching gewapend had, sprak hem toe met heuschheid, en zonder inmenging van een scherp woord; maar de jonge man bleef altijd dat uiterlijk van koelen eerbied behouden, dat hij reeds in 's Konings vertrekken had aangenomen, totdat zij plotseling, de jonge Dame, die een weinig achterwaarts gestaan had, bij de hand nemende, tot hem zeide:
‘Señor! deze verrassing hebt gij mijn' Koninklijken gemaal te danken. Zijne Majesteit wenschte, dat gij uit onze hand uwe verloofde ontvangen zoudt; de zalige Donna elisabeth had haar u toegezegd. Wij haasten ons om u woord te houden.’
Toen rigtte de jonge man het hoofd op; een donkere blos vloog hem over het voorhoofd, zijne oogen flikkerden van hartstogt, en tusschen de tanden siste een: ‘Dat is duivelsch!’ dat gelukkig door niemand werd verstaan. De Koningin scheen in die beweging niets te zien dan een natuurlijk gevolg der verrassing, want zij voegde er goedig bij:
‘Gij ziet uwe bevallige bruid even verrast als gij zelf, Señor! en toch, zoo de jonkvrouwelijke schroom haar niet weêrhield, zou de jonge Gravin de saavedra u kunnen zeggen, dat zij niet minder dan
| |
| |
wij allen naar uwe gewenschte wederkomst heeft verlangd.’
De Gravin margarita de saavedra zag er inderdaad uit als iemand, die zeer verrast is; eene zoo geweldige aandoening overstelpte haar, dat zij zich aan den zetel der Koningin moest leunen, om niet te wankelen; zij was doodsbleek geworden, en boog het hoofd op de borst neder, als wilde zij het lief gelaat wegschuilen tusschen de plooijen van den breeden kanten halskraag; de Koningin had niet te veel gedaan, met haar bevallig te noemen; al de weelderige schoonheid eener zuidelijke Europeane was de hare, en schoon het stijve en sombere hofgewaad van zwart satijn, slechts hier en daar door kant en gitten sieraden vervrolijkt, hare gestalte niet volkomen regt deed, schoon eene onbeschrijfelijke verwarring hare trekken ontstelde, schoon de glans dier gloeijend zwarte oogen niemand gevaarlijk kon zijn, daar zij ze nedersloeg, was het toch ligt te raden, hoeveel aantrekkelijks zij hebben moest boven duizende harer zusters, als een lach van opgeruimdheid of vreugde al die bekoorlijkheden in het regte licht zou stellen; maar Don frederik zag haar niet aan; hij vatte niet eens de zachte hand, die men tot de zijne wilde maken; eene werktuigelijke buiging was al wat hij op zich zelven scheen te kunnen verkrijgen.
De Koning had zich sedert lang in eenen leuningstoel geworpen, en speelde met het zilverkant zijner manchetten; hij bespiedde zwijgend dit belangvol tooneel; zijn lichtblaauw oog flonkerde zon- | |
| |
derling, en om zijnen mond speelde iets, dat naar een' glimlach zweemde. Zoodra alba, die, in de hoogste spanning van onrust en belangstelling, zijne vorschende blikken had verdeeld tusschen zijnen zoon en zijnen Vorst, dit had opgemerkt, was het of eene stuiptrekking zijne hooge gestalte doortrilde; men begrijpt, dat het slechts een tooneel was van seconden, maar die den belanghebbenden en den spelers onuitstaanbaar lang moeten zijn toegeschenen.
Er heerschte eene doodstilte, waarbij frederik's ademhaling hoorbaar was.
De Koning maakte er een eind aan; hij wenkte den jongen toledo tot zich:
‘Señor! in de verrukking van het wederzien, vergeet gij, dat de Hertog, uw vader, regt heeft op eene verklaring van dit raadsel. Mijn alba! laat ik het u duidelijk maken: uw federico heeft in uw afzijn de toezegging ontvangen van de schoone hand daar ginder; wij hebben ons belast met de huwelijksgift der bruid, die bestaat in twee Baronnijën en een' Vorstelijken uitzet, en wij wenschen alleen van hem te weten, op wanneer de dag van de ondertrouw kan bepaald worden; gij ziet, beide zijn verstomd van verrassing, ze waren zoo lang gescheiden!’ daarop geleidde hij zelf margarita, die sidderend, maar lijdelijk volgde, tot alba, met het woord: ‘Uw' zegen, mijn Hertog! voor uwe toekomstige schoondochter!’
De Hertog was op het punt om met een hoffelijk woord des Konings wensch te voldoen; doch Don
| |
| |
frederik zag hem aan met zulk een' angstig smeekenden blik, dat hij alleen met eene zwijgende buiging antwoordde. Maar de jonge man had ondertusschen zijn schuwe terughouding overwonnen; met eenen moed, grooter nog, dan hij in geheel zijn krijgsmansleven had kunnen toonen, wendde hij zich tot den Koning:
‘Sire! om Godswil, laat er niets onherroepelijks bepaald worden; daar ligt veel tijd tusschen onze eerste kennismaking en dezen dag; wij weten niet, of de Gravin heden denkt als toen; sta toe, dat wij ons vooraf te zamen beraden over eene zoo ernstige zaak; sta toe, dat ik met mijn' vader.....’
‘Niets is meer billijk,’ antwoordde de Koning koel, doch zonder toorn; ‘alleen herinner u, Señor! dat gij uw woord gegeven hebt aan onze overledene gemalin, en dat Koningin anna u deze bruid op nieuw heeft aangeboden, en dat het ons niet vrijstaat, onze Majesteit in twee onzer gemalinnen te laten honen, zelfs niet door een' toledo.’
‘Als een toledo zijn woord heeft gegeven, zal hij het houden, mijn Koning!’ sprak alba, somber beslissend.
‘Mijn vader!’ riep toen de jonge man, met iets in den toon, dat naar wanhoop zweemde, ‘ik zweer bij mijn' riddereed, een onderhoud, dat ik van de Gravin vraag, kan alleen hier beslissen! Señora!’ sprak hij zacht, maar ernstig tot deze, die half bewusteloos door zijnen vader werd ondersteund, ‘kan ik hopen op een afzonderlijk gesprek met u?’
Zij boog alleen het hoofd toestemmend; het
| |
| |
scheen boven haar vermogen een woord uit te brengen.
De Hertog leidde haar terug naar den zetel der Koningin, die in sprakelooze verwondering bij de vreemde uitkomst harer verrassing had toegezien; zij streelde margarita met een vriendelijk medelijden over de bleeke wang, en noodzaakte haar met zachten dwang, om plaats te nemen. Intusschen was de Camarera-Major teruggekomen met den Infant en zijne voedster. Het was voor allen eene gepaste afleiding, die zelfs de Koning zich ten nutte maakte, om weder den toon van welwillende goedheid te hervatten, waarvan hij een oogenblik was afgeweken. Hij zelf riep de aandacht der beide Edellieden op het Koninklijke kind, dat de erfgenaam had moeten zijn van zoo veel troonen en van zoo veel grootheid, zoo niet eene magtiger hand dan die van filips het daarvan had ontzet. De grijze vader heeft nog moeten rouw dragen over dien zuigeling.
De beide Spanjaarden bogen zich eerbiedig henen over den zoon van hunnen meester, en alba sprak tot filips met eene deelneming, die kennelijk meer was dan hovelingsvleijerij. ‘Wees gezegend in dezen erfgenaam, mijn Koning! millioenen bidden dagelijks tot de Heiligen voor het heil van dit kind; maar geen hart kan meer waarachtig gehecht zijn aan wat de luister van uwen troon verhoogen kan en geluk brengen in uw huis, dan ik, maar toch.... Sire! ik heb uwe jaren, en mijne bede is..... dit kind geen' Koning te zien.’
| |
| |
‘En het is de mijne, dat altijd een toledo uit uw geslacht, bekwaam als gij en trouw als gij, mijn' opvolger moge ter zijde staan,’ hernam filips, terwijl hij hem de hand drukte.
Tegelijk gaf hij het teeken, dat hen ontsloeg. Terwijl de Hertog zich boog voor de Koningin, die haren Infant met moederlijk welgevallen in den arm had genomen, hief hij eenen blik naar haar op, die kon worden uitgelegd, als smeekte hij haar, bij de liefde, die zij haren eigen' zoon toedroeg, den zijnen niet te verderven; maar zijner lippen ontgleed geen woord, dat eene klagt heeten kon of eene bede.
Toen verliet hij het kabinet. Federico, die niet beter verlangd had, volgde hem snel.
‘Sire!’ sprak Donna anna tot haren gemaal, ‘gij hadt mij het geluk mijner margarita toegezegd; welk eene rol hebt gij mij laten spelen?’
‘Eene zulke, Mevrouw! als tot een doel leidt, dat gij vroeger zelve gewenscht hebt,’ antwoordde filips.
|
|