Geestelick vreugde-beeckje. Toe-ge-eygent aen de Hollantse jeughd
(1645)–Johan van Born– AuteursrechtvrijStemme: O! Kers-nacht, &c.1.
O Heyligh! Paradijs u toortsen,
Onttreecken door de minne-koor[tsen],
Waer door dit rond wert onderstut,
Ontfoncken duysenden gelukken,
Die yder eve na magh plukken:
Schoon s'yder niet sijn even nut.
2 Sy die was uyt een ribb' gesproten,
Als eelste van de siel genooten,
Omhelst haer liefste Bruydtgom,
In Edens Lust-hof, daer de kruynen
Der vruchte boomen in de tuynen,
Ha[e]r strekken 's Bruylofs Heyligdo[m]
3 Een Maeght drenkt Vreemdelin[g] en Kemel,
Soo schraaght s'haer luk ten derd[en] Hemel,
| |
[pagina 147]
| |
En wert een uytverkoore Bruydt:
Om Abrams Stamboom voort te teelen,
Dus bloeys haer lof in Engle keelen,
En barste door de weerelt uyt.
4 Hoort Cananit, u Huwlyx roosen,
Die sullen sonder eynde bloosen,
Godt self, die schonk u Nectar wijn,
Uyt waterkruyck, zoo doet hy [...]roomen,
Rivieren langs des levens koomen,
Wiens sluyten soet, voor 't Huwlijk zijn.
5 Wat sloftmen 't aerdrijk t'onderschooren?
De Volke[r]en noch ongebooren,
Vermoogen noyt te sien het licht:
Soo niet de vlammen van de liefde,
Het sneeuw der dorsten door en griefde,
Tot buyging na gedoode plicht.
|
|