Geestelick vreugde-beeckje. Toe-ge-eygent aen de Hollantse jeughd
(1645)–Johan van Born– AuteursrechtvrijOp de wijse: Het daghet uyt den Oosten, &c.DEs Hemels Burgerye verkondigt met geschal,
Een overblijde mare, die ick u singen sal:
Een overblijde mare, etc.
Daer is een Kind geboren te Bethlem in een stal,
Wien Sterre men siet blincken en schijnen over al:
Wiens sterre men siet blincken, etc.
Een Kint doch uytverkoren, Emanuel die Heer,
Daer yder voor moet knielen, en kennen sijne Leer:
Daer yeder voor moet knielen, etc.
Dat voor de sachte pluymen, voor sticksels en zatijn,
| |
[pagina 82]
| |
Moet rusten in een Krebbe op 't stroy by Os en Swijn,
Moet rusten in een krebbe, etc.
Een Kind dat voor de tijden, voor eeuwigh was by God,
Schijnt nu veracht door 't lijden, en tot des werelts spot:
Schijnt nu veracht door 't lijden, etc.
Dat al om onse sonden moet wesen arm en slecht,
Om ons by Godt te kroonen, met rijcdom en met recht:
Om ons by Godt te kroonen, etc.
Dat ons des Hemels vrede, der menschen lust en vreughd,
Des Vaders glantz en eere, verkrijght door sijne deughd:
Des Vaders glantz en eere, etc.
De weerld komter rasen, Herodes als verwoet,
Wil zijne handen wasschen in dit onnosel bloed:
Wil zijne handen wasschen,e tc.
Ghy Vorsten ghy sult sterven, soo gy de vrome schent,
Want God sal u vernielen als hy sij[n] blixem sent.
Want Godt sal u vernielen, etc.
Ghy Princen en ghy Heeren, of me[n]schen wie ghy zijt,
Valt uwen Godt te voete, en weest m[et] ons verblijt:
Valt uwen Godt te voeten, etc:
|
|