Geestelick vreugde-beeckje. Toe-ge-eygent aen de Hollantse jeughd(1645)–Johan van Born– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Rust-plaets. De Winter is by hem verkoren, Om ons te kleeden met sijn woord: De Stal, hoe slecht dats'ons staet [...]ren, Brenght heerlijckheydt en hooghey[d] voort: Hy kiest de nare droeve Nachten, (Daer yeder een door ijst en zwicht.) On onse duystere gedachten, 't Ontsteecken door sijn Godtlijck Lich[t]. Wel saligh zijn de ziel en oogen, Van die ons Heyland innigh schouw[t] Ghy zijt o blinde Mensch, bedrogen, Indien ghy op een ander bouwt: Hy is der Heydnen Licht en leven, De Eer van Isrels heerlijck huys: Die voor ons sond sich heeft gegeven Gewillich aen 't vervloeckte kruys. Ey! laet ons desen Koning loven, (De Sonne der Gerechtigheyt) Die arm en nedrigh komt van boven t'Erbarmen ons' ellendigheyt. [pagina 81] [p. 81] Laet ons opheffen suyvre handen, En d'offer onser lippen staen Tot hem die Duyvel, Sond en schanden, Verplet heeft en te niet gedaen. Laet ons den ouden mensch af-sterven, En dragen Godts Baniere recht: Want anders sullen wij verwerven, Het antwoort van dien boosen knecht. Heer wilt met u genade bouwen, Das hert, 'twelck is een vuyle Stal: Wilt daer u Kreb en woonstee houwen Die nemmermeer vervallen sal. Ey! met wat Goddelijcker kelen Singht 's Hemels Heyrschaer uwen lof. Van vreughd O Herderkens wilt quelen, En bootsen hare stemmen of: Gode sy d'eer, sy Heyligh singen, Vreed op der Aerd: den Menschen vreughd: Ey laet ons al van blytschap springen, En zijn in 't Nieuwe Jaer verheughd. Vorige Volgende