Geestelick vreugde-beeckje. Toe-ge-eygent aen de Hollantse jeughd
(1645)–Johan van Born– Auteursrechtvrij
[pagina 79]
| |
voys van den 118 Psalm: Dancket den Heer seer hoog.SChout aen die trots en hooghgebooren,
U Zeetels tot de Sterren bouwt,
En die door pracht elck wilt bekooren,
Door 't pralen in Juweel en goud.
Komt hier, ick sal u vergelijcken,
En schildren uwe snootheyt af:
't Palleersel en 't blancket af-strijcken,
Daer mee ghy ciert u broose graf.
Schou aen, segh ick, ghy grootsche menschen,
En siet u Koning hier veracht;
Ghy die volght uwe lust en wenschen,
Komt siet u Vorst in sijne pracht.
Ghy zijt gesien, ghy zijt verheven,
Merckt eens hoe werd u Heer gehaet:
Ghy leeft in weeld, en hy moet beven
Van koud en armoe seer versmaet.
Ghy zijt gesmuckt, gy zijt gepeerelt,
Damast en Zijd is uwe dracht,
Ghy glinst in grootsheyt voor de weereldt,
U hoovaerd blinckt in volle macht:
U prat en preutsche dartelheden
Die steygren in den hooghsten top:
U gasten, brassen, wulpsicheden
Die klimmen tot den hemel op.
Siet hier 't geprael van uwe Koningh.
Siet hier 't gepronck van sijne staet.
Siet hier sijn marm're gulde wooning.
Siet hier sijn pracht en overdaed.
Hier is 't fluweel, hier zijn de taffen,
Hier ist fluwijn en 't sachte bed,
Hier ist borduursel, hier de kaffen,
Met kanten, sticksels dicht beset.
HIer leyd u Heyland hoogh gepresen,
In sijn verheven Majesteyt:
Die 't al moet onderdanigh wesen:
| |
[pagina 80]
| |
Siet hoe hy hier verschoven leyt:
Hy die de wereld heeft geschapen,
Wiens heerschappy streckt over-al,
Die moet nu in een Krebbe slapen,
En rusten in een Beeste-stal.
De menschen schijnen, ach! niet waerdigh,
De glory van sijn heerlijckheyt:
De Beestjens ons verdoemen vaerdig
Van onse groot ondanckbaerheyt.
Hier leyt ons Held, ons Prins, ons Heere,
Veracht op 't hoy, en snoode kaf:
De windels zijn wel slecht een teere:
Dies gruwd een yegelijck daer af.
De Vossen hebben haren holen,
De Vogelkens haer eygen nest:
Maer onse Vorst (eylaes) moet dolen,
En klagen droevigh op het lest.
Doch ghy die zijt uyt God geboren,
Versmaedt hem met de wereld niet:
Hy soeckt u ghy die zijt verloren,
En heelt u smerten en verdriet.
|
|