De o-klank van het oorspronkelijk, een soort klokkenklank, komt in de vertaling tot haar recht. De grootse eenvoud van de laatste regel ging echter verloren in het minder soepele der Franse syntaxis.
De bundel Verleden tijd door Ad den Besten heeft een duidelijk godsdienstige inslag. Het slotvers verklaart de titel in de enigszins ingewikkelde voordracht ener eenvoudige gedachte: het verleden met zijn menselijke dwalingen en misslagen wordt, in Christus tot ‘een doorleden, een vervulde tijd’.
Over het algemeen echter is deze poëzie het tegendeel van ingewikkeld. Bij een meestal strenge zelfbeperking wat vorm, ritme en rijm aangaat, met name ook in de vele sonnetten, laat zij zich gemakkelijk lezen. Men zou de titel Verleden tijd ook toepasselijk kunnen achten op deze wijze van zich uitdrukken die zonder schools te zijn eerbied toont voor de oude regels van het handwerk, en vooral geen nieuwe wegen zoekt. Een genre behoeft niet verouderd te wezen krachtens het enkele feit dat het oud is, en het werk van Den Besten is een bewijs voor die stelling.
De moederlijke linde draagt haar gouden
spangen van zonlicht in het bladerhaar
en schikt met een vertederd hoofdgebaar
het vogelvolk dat zich haar toevertrouwde
als woelige gedachten bij elkaar...
Deze beschroomde en beschroomd voorgedragen beeldspraak is wel allerminst van onze brutale tijd. Laat zij echter na indruk te maken? Stellig niet. Den Besten staat ons toe adem te scheppen in zijn soms lichte, dan weer zwaarmoedige, en doorgaans bekoorlijke sfeer. Niet alleen de Utrechtenaren zullen in de suite ‘Lof van Utrecht’ veel te prijzen vinden. Al is Utrecht de stad van zijn hart, en de Domtoren het hart van zijn stad (in ‘Koninginnedag’), - lokaal chauvinisme bleef aan het werk van deze dichter vreemd. Bijzonder fraai, en diep bekeken, leek mij ‘Duiven achter de Dom’. En hoe uitstekend werd de vergankelijkheid van het aardse gesymboliseerd, als bij een wandeling onder het geboomte van Rhijnauwen in de herfst des levens de tekens worden hervonden, voor jaren verliefd gesneden in de schors:
Maar men vindt enkel, dat wie zó beminden
tot zelfs hun naam toe zijn uiteengegaan,
en 't hart verminkt, wat hoger in de linde.
Terwille van meer juiste zinsbouw leze men voor ‘zelfs’ ‘in’.
Men herkent de Gerard Diels van Het doornen zeel niet alleen onmiddellijk in die van Na de bevrijding, maar beide boeken vertonen ook een sterke overeenkomstigheid van opzet. Immers, zowel hier als ginds eerst een afdeling,