Kritisch proza
(1982)–F. Bordewijk– Auteursrechtelijk beschermdF. Bordewijk, Kritisch proza (ed. Dirk Kroon). Bzztôh, Den Haag 1982
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
eigen exemplaar dbnl
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Kritisch proza van F. Bordewijk, in een editie van Dirk Kroon uit 1982.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (2, 8) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 1]
KRITISCH PROZA
[pagina 3]
F. BORDEWIJK
KRITISCH PROZA
BIJEENGEBRACHT DOOR DIRK KROON
UITGEVERIJ BZZTôH
's-GRAVENHAGE 1982
[pagina 4]
© Copyright 1981: Erven F. Bordewijk, Wassenaar
© Copyright keuze en verantwoording: Dirk Kroon
Omslagontwerp: Jack Prince, 's-Gravenhage
Zetwerk: Kleij Zetterijen bv, 's-Gravenhage
Druk: Vonk bv, Zeist
ISBN 90 6291 104 8
[pagina 5]
INHOUD
‘Dictatuur der dichters’ | 9 |
‘Oorlogsboek van Antoon Coolen’ | 13 |
‘Voortreffelijke trits Nederlandse poëzie’. Cor Klinkenbijl, Diafragma; Guillaume van der Graft, In exilio; Gerrit Achterberg, Stof | 16 |
‘Theoretisch politicus met wijsgerige inslag’. Menno ter Braak, Over waardigheid en macht | 19 |
‘Bij een oud boek’. Henri Hartog, Sjofelen | 21 |
‘Een monumentaal werk’. F. Schmidt-Degener, De poort van Ishtar | 24 |
‘De inductieve methode’. Adriaan van der Veen, Wij hebben vleugels | 27 |
‘Een roman over Ierland’. S. Vestdijk, Ierse nachten | 29 |
‘Episch gedicht van grootste der levende Nederlandse auteurs’. S. Vestdijk, Mnemosyne in de bergen | 32 |
‘Van Schendels ondeugd is de deugd’. Arthur van Schendel, Het oude huis | 35 |
‘Bezetting - bezieling’. Gerard Diels, Het doornen zeel | 38 |
‘De roman der collectiviteit’. Arthur Koestler, Darkness at noon | 40 |
‘Willem Elsschot als prozaïst en poëet’. Willem Elsschot, Het dwaallicht; Verzen | 42 |
‘Iets over surrealisme’ | 44 |
‘De kosmische poëzie van Albert Besnard’. Albert Besnard, Opstand en wroeging | 46 |
‘Een “bezeten” boek van Walschap’. Gerard Walschap, Ons geluk | 49 |
‘Aafjes moet 't roer omgooien...’ Bertus Aafjes, Gedichten | 51 |
‘Gewone dingen in een ongewone sfeer’. Simon van het Reve, De avonden | 54 |
‘Opnieuw surrealisme’. Willem Frederik Hermans, Conserve | 57 |
‘Twee gelijksoortigen in meedogenloosheid’. Hildebrand en Multatuli | 59 |
‘Een geschiedenis van het Paleis voor Volksvlijt’. M. Revis, Paviljoen van glas | 61 |
‘Groot dichtwerk van kleine omvang’. M. Vasalis, De vogel Phoenix | 63 |
‘De allergrootste dichter die ons land heeft opgeleverd’. Johan Andreas Dèr Mouw, Verzamelde werken | 65 |
‘Hoop op een herboren Belcampo’. Belcampo, De verhalen van Belcampo | 69 |
‘De vriendschap van Funke voor Multatuli’. Dr. G.L. Funke, Briefwisseling tussen Multatuli en G.L. Funke | 72 |
‘Couperus' kracht: zijn Indische romans’ | 76 |
‘Surrealisme in de prozakunst’. Franz Kafka, Der Prozess | 79 |
‘Surrealisme in L. Vromans poëzie’. L. Vroman, Gedichten | 82 |
‘Vestdijk de dichter delft dieper dan de prozaïst’. S. Vestdijk, Thanatos aan banden | 84 |
[pagina 6]
‘Teleurstellend werk van Vestdijk’. S. Vestdijk, De redding van Fré Bolderhey | 87 |
‘Een werkstuk van ongemene betekenis’. Anna Blaman, Eenzaam avontuur | 90 |
‘'n Doodsimpele titel voor een kunstuiting van grote verfijning’. L. Vroman, Tineke | 93 |
‘Dictatuur van het dichterschap’ | 96 |
‘Tweeërlei afscheid’. Muus Jacobse, Het kind en andere gedichten; Ida G.M. Gerhardt, Kwatrijnen in opdracht | 99 |
‘De kunst van vertellen in Nederland niet zeer sterk ontwikkeld’ | 102 |
‘W.F. Hermans gaat een eigen weg’. W.F. Hermans, Moedwil en misverstand | 104 |
‘De boektitel heeft ook zijn eisen’ | 107 |
‘Een schrijver wacht op zijn ontdekking’. J. van Oudshoorn, De fantast, een ongeloofwaardig verhaal | 110 |
‘De betekenis van Victor E. van Vriesland’. Victor E. van Vriesland, Drievoudig verweer | 113 |
‘S. Vestdijks twee Anton Wachter-romans’. S. Vestdijk, Sint Sebastiaan; Surrogaten voor Murk Tuinstra | 116 |
‘Kritische opmerkingen over kritiek’ | 119 |
‘Twee apart staande dichterfiguren’. G. Achterberg, Sneeuwwitje; L. Vroman, Gedichten, vroegere en latere | 122 |
‘Nieuw element in roman van Vestdijk’. S. Vestdijk, De kellner en de levenden | 125 |
‘Ter Braaks oeuvre in zeven delen’ | 128 |
‘Simultaneïsme in de letterkunde’. Adriaan van der Veen, Zuster ter zee | 131 |
‘Straat van uithuizige gezelligheid’. Bernard Canter, Kalverstraat | 134 |
‘Onrijp, rijp en overrijp in monumentaal boek’. Willem Frederik Hermans, De tranen der acacia's | 137 |
‘Wel verwantschap, geen ontlening’. H. Lodeizen, Het innerlijk behang | 140 |
‘Voortaan: Vestdijk zonder Simon’. S. Vestdijk, De koperen tuin | 143 |
‘Was Multatuli een genie?’. Mr. Josine W.L. Meyer, Multatuli en Tine | 146 |
‘Zondagskind van onze letterkunde. Voorts: Van het Reve en De Vries’. Top Naeff, Zo was het ongeveer; G.K. van het Reve, De ondergang van de familie Boslowits; Theun de Vries, Hoogverraad | 149 |
‘Twee fantasten in onze litteratuur’. Belcampo, Sprongen in de branding; Rico Bulthuis, Edmond de Wilde en de werkelijkheid | 153 |
‘Uitgaven welke tot erkentelijkheid nopen’. Dèr Mouw, Ter Braak, Verzamelde werken; J. van Oudshoorn, Doolhof der zinnen | 156 |
‘Drie spelen van M. Nijhoff’. M. Nijhoff, Het heilige hout | 159 |
‘Van goed tot uitmuntend in de romankunst’. Ab Visser, De erfenis; Johan Daisne, De man die zijn haar kort liet knippen; Marcellus Emants, Een nagelaten bekentenis | 162 |
[pagina 7]
‘Criticus en rechter’ | 166 |
‘Een auteur die geen denker was, doch wel een peinzer’. Arthur van Schendel, Een zindelijke wereld | 169 |
‘Het nieuwste dichterschap. Invloed van Lodeizen’. Guillaume van der Graft, Landarbeid; Paul Rodenko, Gedichten; Hans Andreus, Muziek voor kijkdieren; Remco Campert, Vogels vliegen toch | 172 |
‘Een magnifiek dierenepos. Een wordend talent’. Ernest Claes, Floere, het fluwijn; Hugo Claus, De Metsiers | 176 |
‘Op zoek naar Vestdijks hart’. S. Vestdijk, De dokter en het lichte meisje; Til Brugman, Wiben en de katten | 179 |
‘Achterberg in het Frans’. G. Achterberg, Mascotte; Oude cryptogamen; Ad den Besten, Verleden tijd; Gerard Diels, Na de bevrijding | 182 |
‘Van Deyssel en zijn school. Vergeten trits prozaïsten’ | 187 |
‘Roman van Emants, Inwijding, verdient nieuwe uitgave’. Marcellus Emants, Inwijding | 190 |
‘Louis Couperus enig in onze litteratuur’. Louis Couperus, Mozaïek | 193 |
‘Kunstenaarschap en eruditie’. Dèr Mouw en Ter Braak, Verzamelde werken | 197 |
‘De sprekende stilte’. Albert Helman, De laaiende stilte | 200 |
‘Vestdijks kracht en zwakheid in zijn laatste roman’. S. Vestdijk, De verminkte Apollo | 203 |
‘Zes novellen van Vlamingen’. Van Aken, Boon, Claus, Daisne, Lampo, Van Lishout, Zes Vlaamse novellen | 207 |
‘Vlaamse barok’. Herman Teirlinck, Het gevecht met de engel | 210 |
‘Een sprong van de springplank’. Harry Mulisch, Chantage op het leven | 216 |
‘Een boek met veel slechts en veel voortreffelijks’. A. den Doolaard, Kleine mensen in de grote wereld | 219 |
‘Onze letterkunde in buitenland’ | 221 |
‘Muzisch appèl’. Nes Tergast, Werelden; Robert Franquinet, Figuratief overschot; Bertus Aafjes, De karavaan | 223 |
‘Nog eenmaal muzisch appèl’. Nico Verhoeven, De brokaten mantel; Ellen Warmond, Proeftuin; G. Achterberg, Ode aan Den Haag; Ballade van de gasfitter; Alfred Kossmann, Tegenspoed is niet te koop | 226 |
‘Tussenruimte van een halve eeuw’. Josepha Mendels, Alles even gezond bij jou | 229 |
‘Beroemde schrijvers. Letterkundige onsterfelijkheid?’ | 232 |
‘Indisch verleden’. E. Breton de Nijs, Vergeelde portretten uit een Indisch familiealbum | 235 |
‘Mannenboek van Hugo Claus’. Hugo Claus, Natuurgetrouw | 238 |
Overzicht van besproken werken | 240 |
Verantwoording | 246 |