weliswaar, want zijn werk behoort tot ons kostbaarst cultuurbezit) en ge moogt het prozagedicht [zien] als tussenvorm tussen beide. Maar over het algemeen kan men toch onmiddellijk vaststellen wat gebonden, wat ongebonden stijl is. En, al heb ik er persoonlijk geen ervaring van, aangezien ik geen gedichten maak, zo schijnt het me toe dat de letterkundige met waakzame zelfontleding daarom terugschrikt voor het proza omdat het zo gemakkelijk ophoudt kunst te zijn. Eer hij het recht weet zit hij in de ideeënwereld nog niet zozeer, als wel in de stijl van huiskamer, treincoupé, openbare straat, winkel en dergelijke.
Daarnaast - en weer bezien we het proza van het standpunt van de kunstenaar - vallen er enige uitingsvormen te noemen die zijn particulier domein mogen heten. Men kan zich geen essay, geen roman, geen vie romanceé denken dan in proza, en nauwelijks een novelle. Het toneelstuk in verzen heeft zijn waarde voor onze tijd nog ten volle behouden - het genre wordt toch maar zelden beoefend, maar de tijd van de grote verhalende gedichten is voorbij, al zou ik allerminst durven zeggen: voorgoed. Wij schrijvers van heden willen ze niet meer dichten, wij lezers van heden willen nog slechts kennis nemen van degene die in een soms ver verleden werden geschapen, en dan nog vaak meer uit drang onze beschaving bij te vijlen, of uit piëteit voor het werk, of geboeid door de overlevering, dan uit een wezenlijke behoefte. Maar al zijn Boutens' Beatrijs, Bunings Maria Lecina veel gelezen, en terecht, - zo zouden naar mijn mening nieuwe dichtwerken van aanmerkelijk grotere omvang slechts onverschilligheid ontmoeten. Ik hoorde nog onlangs verzekeren dat Gorters Mei te lang werd geoordeeld, en voor het tegenwoordige is daar misschien iets van waar, al was dit prachtwerk ook in zijn tijd nog ten volle verantwoord. En van een artistieke schepping mag men niet meer verlangen dan dat ze staat in haar tijd.
Met het proza is het anders gesteld. Daar gelden ter nauwernood maten voor de omvang. Dit is allengs de tijd geworden van de zeer dikke prozawerken, van de trilogie, van de roman fleuve, - hier en elders. Ze zijn het lezend publiek niet te omvangrijk, ze zijn populair. Maar de kunstenaar met zelfkritiek ziet speciaal in de roman een verbazend moeilijke opgave. Er worden hier tal van boeken als roman aangediend, terwijl ze het niet zijn. Want het ongeluk wil dat er in ons land maar heel weinig werkelijke romanciers bestaan. Het kan hier niet de plaats wezen de eisen op te sommen waaraan de roman moet voldoen. Doch de Fransen zowel als de Engels sprekenden hebben sinds tientallen jaren in het genre uitgeblonken, en de lezer behoeft haast een willekeurige roman in die talen geschreven, naast een Nederlandse te leggen om het verschil ten voordele van de eerste op te merken.
Een roman moet worden gebouwd, en zulksoortige bouwers zijn we blijkbaar nog niet. Dat is zeer te betreuren, want bij het tegendeel zou het wel