Het nieuwste dichterschap. invloed van Lodeizen
Guillaume van der Graft, Landarbeid
Paul Rodenko, Gedichten
Hans Andreus, Muziek voor kijkdieren
Remco Campert, Vogels vliegen toch
Naast de dichters van de levende oude generatie - Nijhoff, Bloem, Keuls, A. Holst e.a. - die bij alle persoonlijkheid er gezamenlijk naar streven in elk vers een duidelijk begrip te leggen, naast de dichters, jonger van jaren en optreden, voor wie de zin in een vers niet meer het eerste doel is, maar die door de verrassende belichting er zware slagschaduwen van doen uitgaan, waardoor wij leerden zien op de grenzen van werkelijk en onwerkelijk - gelijk Voeten en Vroman, kortom, de surrealisten - hebben nòg jongere een ‘school der poëzie’ gesticht, welke men de nuchtere belijdenis van het onwezenlijke zou kunnen noemen. Deze school heeft het poëtische woord niet meer nodig om dichters - inderdaad dichters - te vormen. Integendeel, zij toont door het gebruik van een huiselijk vocabularium onmiskenbaar aan dat wij, om haar lessen te vatten, allereerst de ratio als ballast achter moeten laten. Ook is hier een wezenlijk bestanddeel het afzweren der normale interpunctie, wat de nuchterheid completeert met iets zwevends en ijls.
De serie De Windroos, waaruit ik laatstelijk vier deeltjes ontving (Guillaume van der Graft, Landarbeid; Paul Rodenko, Gedichten; Hans Andreus, Muziek voor kijkdieren; Remco Campert, Vogels vliegen toch) heeft mij behalve in het eerste boekje de waarheid van het bovenstaande bewezen, en wel door een vermoeden te bevestigen dat ik al eens vroeger heb geuit. Er is namelijk thans duidelijk aan de dag gekomen dat de jonggestorven H. Lodeizen met zijn eerder besproken bundel Het innerlijk behang een voorman van het laatste drietal is geweest, en ik houd mij verzekerd dat in latere decenniën zijn werkje van even grote betekenis zal blijken als Mei, Cheops, Brahman, en Penthesileia. Hiermede wordt dan uiteraard gedoeld op de betekenis als richtsnoer, op de waarde in het historisch verloop onzer poëzie, eerder dan op de kunstwaarde. Toch moet ook de laatste groot zijn, want slechts een figuur van formaat kan volgelingen maken. Dit is Lodeizen dan ook werkelijk.
Over Van der Graft, even oud of jong als Rodenko, maar behorend tot de middengeneratie, heb ik al meermalen geschreven. Bij mijn weten streefde hij zijn eersteling In exilio nog niet terzijde. Zijn bundel Landarbeid, ontstaan