Drie spelen van M. Nijhoff
M. Nijhoff, Het heilige hout
In een vroegere kroniek heb ik Top Naeff een zondagskind van onze letterkunde genoemd. Dit sloeg, bij stilzwijgende restrictie, op het proza. Als pendant, maar dan voor de poëzie, kan men naast haar Nijhoff stellen. Deze groepering heeft iets pikants voor wie zich, uit een tamelijk ver verleden, een beschouwing herinnert van Nijhoff, getiteld ‘Betje Ammers en Top Deken’, welker inhoud, in geestigheid adequaat aan het opschrift, echter onbillijk was tegenover Top Naeff, niet alleen wegens de vergelijking van moeilijk vergelijkbare grootheden maar vooral omdat de schrijver deze uitmuntende romancière, op zichzelf genomen, te laag waardeerde. Dit laat ik intussen verder daar. In elk geval plaats ik de twee portretten hier naast elkander, doch slechts voor een ogenblik, in het licht - als het ware - van een gelukkige letterkundige levensloop. De kenschets zondagskind wil natuurlijk overigens niet zeggen dat de schepping spelenderwijs uit het kunstenaarsbrein te voorschijn komt. Van Nijhoff is het algemeen bekend, dat zijn creatie moeilijk ontstaat en hem zelden of nooit ten volle bevrediging schenkt, dit laatste in tegenstelling tot zijn lezers.
De poëzie leidt hier te lande meer tot schoolvorming dan het proza, om de eenvoudige reden van hoger gehalte, dus van meer aantrekkelijkheid, meer invloed, meer macht. Het geluk van Nijhoff is geweest dat hij, naast snelle erkenning van zijn betekenis reeds bij zijn debuut, ook een leider is geworden. Ik geloof zelfs dat onder de belangrijke dichters in ons land van deze eeuw niemand meer school heeft gemaakt dan hij. Dat de omvang hieraan weinig toedoet bewijst de kleinheid van zijn oeuvre, bestaande uit slechts enkele verzenbundels, afgescheiden van een reeks puntige kritieken, een voortreffelijke aanzet tot een roman die in het toen nog ongeschonden Walcheren speelde, en vertalingen. Gemeten langs de boekenplank blijft het opvallen door zijn bescheidenheid.
Thans is bij Daamen een serie van drie christelijke spelen uitgekomen onder de verzamelnaam Het heilige hout, opgedragen aan de nagedachtenis van Nijhoffs moeder die blijkens het voorwoord hem uit nagelaten personalia de stof aan de hand deed. Ze zijn: een Kerstspel, een Paasspel, een Pinksterspel. Het eerste en tweede verschenen reeds vroeger in tijdschriften, van het derde werden slechts fragmenten gedrukt. Omgewerkt is ook dit thans volledig aanwezig. Aldus 's schrijvers inleiding.
Nijhoff, bij mijn weten nimmer gezwollen of gekunsteld, heeft zich van