voor de Duitse politiek. Het poneren van de uiterste stellingen bezit een gevaarlijke aantrekkelijkheid; niets wordt sneller gemeengoed dan zij, omdat de mens gaarne meet met eenvoudig zwarte of witte maat. Vestdijk was nooit zonder hart; hij was slechts gereserveerd; wellicht ging het bij hem verder dan een mannelijke gereserveerdheid, en mocht men zelfs spreken van een remming in de kunstenaar. Ditmaal brak nochtans het hart door met zijn volle warmte, en daarmede kan zijn laatste prozawerk een groter publiek bestrijken dan zijn vroegere, zij het dat, naardien Vestdijk ons niets cadeau doet, nog altijd een behoorlijke intelligentie voor het genieten vereist blijft.
Opmerkelijk is allereerst dat, terwijl blijkens vroeger werk Vestdijk zich in de verhouding moeder/zoon nog het meest ‘liet gaan’ (in de vorm van verering voor de moederfiguur), hier de relatie, hoewel op hetzelfde gevoel stoelend, naar de achtergrond werd gedrongen. Ook de vader van Nol, zijn broer Chris, en de tante van Trix blijven gestalten van de tweede rang. Het volle licht valt op Nol, op Trix en op haar vader. Mij werd niet duidelijk waarom Vestdijk door geringe naamswijziging associaties oproept aan plankengrootheden van het verleden: Ordelio (Orelio), Alice de Rato (Alice Plato), noch waarom zijn verhaal speelt in W..., dat onmiskenbaar Leeuwarden is, met als centrum deze koperen tuin, wat wel niet anders dan de Prinsentuin kan wezen. Ook deze opmerking vormt nog een geringe aantijging, - maar zij is gelijk de vorige bezwaren van secundaire betekenis.
Aan de geniale mislukkeling Henri Cuperus, kapelmeester, pianist, onbehouwen vader, onbehouwen echtgenoot, dronkaard (hoe beklemmend in zijn kortheid, en vooral niet medisch, werd de deliriumscène), primair mens met een warm gemoed, heeft Vestdijk zijn volle kracht gegeven, en in die kracht tevens zijn eigen liefde voor en begrip van muziek, waarin men onder meer zijn ontledingen, nimmer dor, steeds oorspronkelijk, bewondert, met name die van de partituur van Bizets Carmen. Men denke niet dat hiermede het gemoed tot de bodem werd weggeschonken. Ik vermeldde reeds de beide tegenspelers. Nol zelf en Cuperus' dochter Trix. Ofschoon bij het rondzien door een dergelijk hoogland van karaktertekening de juiste schatting der bergtoppen moeilijk wordt (de kunst kent geen instrumenten gelijk de wetenschap der driehoeksmeting), stel ik voor mij Nol en Trix nog weer boven Cuperus, en Trix nog weer boven Nol. Ook dit tweetal is geen ideaal, maar mens, superieur en abject in onderlinge wisselwerking, neerploffend soms in de modder, maar altijd en snel, opworstelend door de kracht van een enorme wederzijdse liefde, spijts standverschil, leeftijd en verleden, totdat op het beslissend ogenblik de man te kort schiet en onwillens het meisje in de dood drijft. Dan vangt voor Nol Rieske, die bovendien het overlijden van zijn moeder moet trachten te verwerken, en terwijl het lijk der beide beminde vrouwen nog boven aarde staat, de gang naar Canossa aan: de vervulling van de zelfgekozen plicht de