derdeel herkennen zal boven de moderne pui der winkels. Er zijn daarbij zelfs prachtstukken.
Deze hulde aan de bekendste winkelstraat van het lieve vaderland, gebracht in verband met de viering van een kroonjaar, waarvan het feestelijke nog slechts plan is terwijl ik dit schrijf, maar hopelijk in volle gang zal zijn wanneer dit artikeltje verschijnt, wordt echter door de naam letterkundige kroniek slecht gedekt. Daarom dient nog even, nadat voor de straatversiering en de uitstalkasten is stil gestaan, te worden halt gehouden bij haar waarde voor onze letteren. Wat de Kalverstraat heeft betekend voor de kunst zou slechts in een lijvige studie kunnen worden vastgelegd, ook welke rol zij in de enkele litteratuur heeft gespeeld. In de regel zal die rol klein zijn geweest, en zich slechts bepaald hebben tot een vermelding tout court of een beschrijving in een paar alinea's. Ik herinner mij, dat Willem Elsschot haar terloops noemt, ik weet niet meer waar. Ik meen dat Van Looy in ‘De nachtcactus’ (uit de bundel Proza) vrij uitvoerig is geweest in haar beschrijving tijdens een avondlijk Oranjefeest.
Bij mijn weten echter heeft zij in onze letteren slechts éénmaal de centrale plaats der handeling gevormd, in die mate zelfs, dat haar naam de titel werd van een boek. Ik bedoel Kalverstraat, een roman door Bernard Canter, in 1904 geschreven. Het verhaal speelt wat vroeger, want tijdens zijn loop wordt de Osjessluis op het Spui gedempt. Het is een familieroman uit de Amsterdamse middenstand, die der winkeliers, en wel grotendeels joodse winkeliers, in confectiegoederen. De lotgevallen van verschillende gezinnen en van hun bedrijven zijn er samengeweven, met als voornaamste dat van David de Leeuw. Het is de tijd van het late Hollandse realisme, dat bij de Tachtigers vertegenwoordigd werd door Van Looy, maar dat allengs zijn schilderachtigheid verloor. Men kan, dunkt mij, deze tranche de vie uit een bepaalde kring van de hoofdstad het best vergelijken met het goede werk van Heijermans, in het bijzonder met diens Diamantstad. Het is minder rauw, maar wijst ook op bescheidener talent. Want Heijermans kon als romancier in zijn beste ogenblikken herinneren aan de brede epiek van Zola (men vergelijke uit Diamantstad de opstand der slijpers met die der mijnwerkers uit Germinae). Een dergelijke macht gaat van Kalverstraat niet uit, nergens. En toch is er geen gebrek aan dramatische tonelen en levendige handeling. Slechts stoort het waarlijk afgrijselijk groot aantal drukfouten.
Wij maken de neergang mee van David de Leeuw, te goedhartig, te weinig koopman, die zijn zaak in die straat moet liquideren, in een ander pand opnieuw en op kleiner schaal begint, maar ook daar aan mislukking schijnt prijsgegeven, - tot zijn dochter Molly, die de handelsflair en het ruime geweten bezit, welke aan haar vader ontbreken, de hele familie met weinig kiese middelen uit de put haalt.
Het epos van de Kalverstraat werd hier niet gedicht. De bontheid van haar aspect, de eigenaardigheid van haar sfeer blijven op de achtergrond. Maar