De prozaïst heeft dus vaak te kampen met de juiste titel. Over hem en zijn titels wordt hier verder alleen gehandeld. Ook de erkende groten onder hen slaagden lang niet altijd. Nemen wij Couperus, Antiek toerisme, De berg van licht, Iskander, De stille kracht klinken sonoor, De boeken der kleine zielen, Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan..., Langs lijnen van geleidelijkheid, Over lichtende drempels klinken hol. En dan is die ene titel met titteltjes nog wel bijzonder geaffecteerd. Zo verging het ook een andere grote als prozaïst. Van Eeden, raak en eenvoudig in De kleine Johannes, bedierf enigermate een toch heel bijzondere roman door de gemaniëreerde titel Van de koele meren des doods.
Goedkoop, een echt Jantje van Leiden, is de titel die niet meer bevat dan de verzonnen eigennaam, ten volle of ten dele, van de hoofdpersoon: Bartje, Flipje, Eline Vere (overigens wel muzikaal), Rika, Tille, Hilda van Suylenburg, Geertje, Barthold Meryan, Roeland Westwout. Van Looy redde de titel Jaapje min of meer door de vervolgtitels Jaap en Jacob. Maar al deze benamingen, eenvoudig of oneenvoudig, vertellen ons niets omtrent het boek zelf, waarom heet Geertje niet Rika? Men voelt hier geen enkele noodzakelijkheid.
Zodra men in de titel een synthese poogt te geven van de inhoud is men op de goede weg, maar bereikt daarom nog niet steeds het doel. Een veel voorkomend verschijnsel vormen de titels die meer beloven dan ze bij mogelijkheid kunnen geven. Het is een mode van de laatste tijd om een titel te gieten in de vorm van een stelling die minder dan onbewijsbaar, die ronduit absurd is. Nemen we Een man zet door, van Toonder. Niet alleen hebben wij het na de bevrijding anders beleefd, toen 'n man in ons land helemaal niet doorzette, behalve als het een plaatsje in de bioscoop betrof, maar ook mag de vrouw de schrijver voorhouden: En ik dan? De bedoeling is natuurlijk: Een man, die doorzet, of: Een doorzettende man, of: Een doorzetter. Maar dat klinkt niet. Dan maar liever fout.
Van hetzelfde laken een pak zijn: De duivel vaart in ons (van de Belg Van Aken, een belangrijk schrijver; maar wij slaken bij het lezen van deze titel toch de verzuchting: gelukkig zijn er uitzonderingen), De vrijheid gaat in 't rood gekleed (door Theun de Vries; als hier stond ‘ging’ was het juist geweest, zoals b.v. bij Fabricius: Komedianten trokken voorbij), En de akker is de wereld (door Dola de Jong; een sprekende titel, en toch ernaast), Een zoon begraaft zijn vader (door Van Randwijk), Een mensch vindt het geluk (door Marie Schmitz).
Ik zou nog veel voorbeelden van zulk soort fouten kunnen aanhalen, maar ik wil niet de indruk wekken dat de duivel in mij zou zijn gevaren. Schrijvers van formaat begaan met dat al dergelijke vergissingen zelden. Van Schendel noemde een zijner boeken: De wereld een dansfeest, en niet: De wereld is een dansfeest. Dit tekent het subtiele gevoel voor stijl van de rasechte auteur (want dat is hij voor mij, ondanks mijn bezwaren). De betekenis van de titel ligt ver van de dwaze slagzin; immers, ze is eenvou-