Een geschiedenis van het Paleis voor Volksvlijt
M. Revis, Paviljoen van glas
In een vorige kroniek kan men hebben gelezen dat ik ingenomen was met de, ook officiële, erkenning der waarde van het debuut van Simon van het Reve: De avonden.
Ik doe daarvan niets af, maar wel heb ik iets als weemoed gevoeld bij de lezing van het laatste werk van M. Revis (schuilnaam voor W. Visser), dat ik nu zal bespreken.
Want mijn gedachten gingen 16 jaar terug, naar 1932, toen Revis debuteerde met 8.100.000 m3 zand. Wèl zijn de tijden niet alleen veranderd maar ook verbeterd, waar het betreft de belangstelling voor kunst. Want in die 16 jaar heb ik de eersteling van Revis slechts in één particuliere boekerij aangetroffen: bij een dokter. Hoe anders zou zij thans ontvangen zijn!
Die eersteling toch was zo verrassend oorspronkelijk dat men voor vergelijkingsmateriaal moet teruggaan tot het z.g. kleine prozawerk der tachtigers en hun aanhang: Van Deyssel, Delang, Erens (Dansen en rythmen). Maar zij onderscheidde zich daarvan ook weer volkomen: het was stevig, koel, zakelijk en groot gezien. Dit kleine boek toonde al dadelijk iets monumentaals.
Andere, niet vele, boeken van zijn hand volgden. De mij bekende, ook dit nieuwste, naderen het dichtst de reportage. Ze zijn echter geen journalistiek, ze zijn kunst van hoog gehalte. De weemoed van de gevoelige mens voor de vergankelijkheid breekt telkens door naast bewondering voor de stoutheid van zijn scheppingen, uiteindelijk toch tot ondergang gedoemd gelijk hijzelf.
In dit Paviljoen van glas boekstaafde Revis de levensgeschiedenis van het Amsterdamse Paleis voor Volksvlijt, dat velen zich nog zullen herinneren. De Amsterdamse cavalcade wordt, op de achtergrond, gevormd door de in diezelfde periode zich voltrekkende veranderingen van de hoofdstad, haar uitbouw, haar leven. De schrijver wijzigde de namen der bij de lotgevallen van het ‘Paleis’ naast betrokkenen, en maakte van zijn boek daarmede een sleutelroman. De hoofdpersonen zijn ons in die mate bekend dat het is of de sleutel in het slot is blijven steken.
Velen, schreef ik, zullen zich dat Paleis herinneren. Maar beseft men wel goed welk een wonderbaarlijke schepping van de architect Outshoorn er in 1929 na een bestaan van 65 jaar verloren ging? Was het lelijk of mooi? In de geijkte betekenis geen van beide. Het was onnederlands, onaards, een