Opnieuw surrealisme
Willem Frederik Hermans, Conserve
In het nummer van dit blad van 26 juli 1947 heb ik de kunst van het surrealisme omschreven als een onttroning van het leven ten koste van het ding. Het boek dat ik thans ga bespreken is van dezelfde auteur, wiens surrealistische novelle in Criterium ‘Dokter Klondyke’ ik toen geprezen heb, en ademt dezelfde geest. Ik vermoed, dat het boek vóór de novelle geschreven werd. De flap, die het definieert als een fantastische roman vermeldt tevens, dat Hermans het schreef toen hij 22 jaar was, de auteur dateert het verhaal aan het eind in de periode van juli - oktober 1943. Hieruit mag ik in elk geval afleiden, dat Hermans thans een paar jaartjes ouder is geworden (ik heb geen Dr. Watson bij de hand om de loftrompet te steken over deze speurdersslotsom). En daar ik de novelle rijper en rustiger vind dan de roman, stel ik haar ontstaan later.
Conserve is voor mij in de eerste plaats een sprekend geval van de puberteitsmoeilijkheden van de kunstenaar. Deze treden later, soms veel later in dan die in algemeen biologische betekenis. Ik meen, dat de kritieke periode zich in casu reeds vroeg heeft geopenbaard, wat medebrengt, dat Hermans, indien hij zijn talent weet te behouden, spoedig tot de belangrijke schrijvers kan behoren, en, wat nog meer zegt, tot hen die oorspronkelijkheid zullen vertonen. Enige prozaïsten hier te lande hebben de laatste tijd goed werk geleverd dat op de jaarbeurs van het Europees scheppend kunstenaarsvermogen een behoorlijk figuur maakt (neem b.v. Klants Jan Klaassen of Van Eckerens Paarden van Holst). Doch het z.g. Europees peil is ook nog maar een gemiddelde, en ik houd op zijn tijd van het boek, dat er uit springt, liefst naar voren, desnoods naar achteren. En vooral verheugt het mij indien een jong kunstenaar deze sprong onderneemt. Dat het ros van Hermans niet onberispelijk op zijn vier poten neerkwam, ligt aan de puberteit van de ruiter, die zich anderzijds voor zandruiterschap wist te hoeden.
Zo is dit met alle fouten een merkwaardig boek geworden, waaraan men om der wille van sommige passages veel lelijke stoornis vergeeft. Want dit staat vast: dat het tot stand kwam uit de drang een getourmenteerd innerlijk bloot te geven, dat hier geen sprake is van een poging de burger te verbluffen. Het denkleven van Hermans verkeerde toen dit werk onder zijn handen ontstond inderdaad in de regionen van het surrealisme.
Wat zal ik pogen het verhaal, waarvan de flap een kort overzicht geeft dat gebrekkig is, dat gebrekkig zijn moest, - in enkele zinnen na te vertel-