Gedichten
(1861)–Pieter Joost de Borchgrave– Auteursrechtvrij
[pagina 297]
| |
By de eerste verjaaring van den veldslag van Waterloo.
| |
[pagina 299]
| |
Koor.Juicht, en jubelt dappre Belgen!
Smaad en smart zyn doorgestaan;
Heft met Batos edle telgen
Uwe kreet ter Hemelbaan:
't Bloedziek ondier is gevallen
Heel der aarde schande en schrik;
D'aarde doet het Feestlied schallen,
En de dank ontvlamt haar blik.
| |
[pagina 300]
| |
De Almagt heeft ons leed gewroken;
Trotscheid, roof en dwinglandy
Afgerigt op slaverny,
Zien hun helsch ontwerp verbroken.
| |
Solo.Olanggewenscht en heilryk lot
Na zooveel bange jaaren,
Wie zingt U, o verlossend God!
Op krachtlooze aardsche snaaren?
| |
Koor.Na een zoo fellen Staatsorkaan
In 's afgronds kolken opgestaan
Mag thans onz' vreugd ter Hemel gaan.
| |
Recitatief.De trotsche Corsikaan, den zeeburgt uitgebroken
Gord 't afgevrongen harnas aan;
Hy weet der Franken magt tot opstand aantestoken,
En wil het stille Euroop weêr in de kluisters slaan.
Die snoode Atila richt zyn' geduchte schreden
Naar 't kwynend Vaderland;
't Beeft al voor moord en brand,
| |
[pagina 301]
| |
De menschheid sidddert bleek voor nieuwe onmenschlykheden:
Hy poogt, drie dagen lang, ons leger te vertreden,
Maar Wellington, maar Willem's Telg,
Maar Blücher's heir, weel, als de Belg,
Van wyken noch van wanklen:
Zy schieten voort; de moed straalt uit hun oog zyn' spranklen,
Zy slaan in 't voetzand met ontembre leeuwenkracht
Der Gaulen magt:
't Beroemde Waterloo torscht heuvelen van lyken;
Het bloed gutst over 't veld,
De Dood, hervoortgesneld
Doet Frankryk's dwingeland voor haaren bliksen wyken.
| |
Koor.Alle overheersching is geknot,
De krygsorkaanen zyn verdwenen:
Die Trotschaart kust een laffe vlucht,
Zyn bloedge Zon heeft uitgeschenen!...
Herneem uw moed, myn Vaderland!
Weêr moogt Gy ruimer adem haalen,
En heffen naar uw' Redders 't hoofd
Omglansd met heldengloriestraalen.
| |
Solo.Geen goddelooze roovershand
Zal langer onze meesterstukken,
Die puikjuweelen van ons Land
Aan 't sidderend Altaar ontrukken;
| |
[pagina 302]
| |
Duetto.
Eene jonge Maagd.
De Nederlandsche Andromeda
Door 't dagend wangedrocht in hoop alreeds verslonden,
Heeft in dit onvergeetbaar Veld
In grooten Wellington haar steun en wraak gevonden.
Een Priester.
Hy die aan s' Heiland's eeuwge Kerk
Sloeg zyn' door bloedbemorde en heiligschend' handen
Voelt 's Hemels langgeterde wraak
Op zyne onzaalge kruin ontbranden.
Eene jonge Maagd.
Die Nero liet aan Memphis vloed
Zyn kranken Heldendrom door gift en vlam vernielen.
Een Gryzaard.
Enghien! uw' schrikbre martelschim
Spookt immer op zyn' bange hielen.
Te Samen:
Hy die zyn gouden Adlaarsvaan
Vol hoogmoed, planten moest aan 's Waarels verste polen,
Vlugt by zyn uitgedroomden waan
Voor 's Hemels bliksemgloed verscholen.
| |
[pagina 303]
| |
Aria.Wat danst na zoo een' onweèrswolk
De Zon op onze vrye golven!
Wat huppelt ons ontkluisterd volk
Door wee niet langer overdolven!
Onz' waatren in hun vaart gestuit
Ja, als geklemd in yzren boeijen
Zien wy als helder kristalyn
Nu golvend, heen en weder vloeijen.
| |
Koor.Triomph! triomph, myn' Vaderland!
Juicht by deez' grootsten aller dagen!
De dwinglandy ligt overmand,
Der Franken heirmacht neêrgeslagen:
Kartouwen, sabel en pantsier
Zien wy, vol geestdrift, weggesmeten,
De op bloed verhitte Krygsbanier
Aan losse fladren steeds gereten;
En - 't Onmensch wiens vervloekte zucht
Wou throonen, al waar 't ook op lyken,
Tracht door eene overhaaste vlugt
Aan 't naar Hem gaapend graf te ontwyken.
| |
Recitatief.Hoe dapper heeft het heir der Britten zich gekweten!
Der Schotten moed blonk even groot;
De Schrandre Wellington, op 't Oorlogsros gezeten,
Trotseerde d'aanblik van de Dood.
| |
[pagina 304]
| |
Zyn' rangen zyn geschaard als muuren in elkander,
Geen storremkat rukt hen van een,
Zy juichen in het vuur, gelyk de Salamander,
Hun drift, hun vlyt zyn ongemeen:
Hun yslyk moordklaroen bromt over vlakte en muuren,
En roept de krygers tot den slag;
Het opgehaspeld stof mengt zich met de Oorlogsvuuren
Wiens glans erschept den nacht in dag.
Het gruwlyk moordgeschrei, het 't buldren der kanonen
Vervullen 't bloedig martelveld,
De Frank, hoe groot, hoe trots word eindlyk overwonnen:
En - Wellington gloort als een Held!...
d'omglansde Frederik, uit Heldenbloed gesproten,
Hy, Nederland's getrouwsie vriend,
Rukt van zyn boezem 't Eerelint,
En roept tot onze Landgenoten:
‘ Gy alle, o Dappren! ja, Gy hebt het all' verdiend. ’
| |
Solo.De geestdrift die de Erfprins toont
Om Neêrland te beschermen,
Wordt met den grootsten Roem bekroond
In 't midden der Vier Ermen:
Wat Land grift niet die fiere daân
In zyne landsgeschichten,
Daar Waterloo verrukt blyft staan
By 't geen Hy durft verrigten?
Ja, Dappren! juicht Zyn heldenmoed,
| |
[pagina 305]
| |
Die alles weet te delgen,
Die zegelt met zyn Heldenbloed
Het heilgenot der Belgen.
| |
Terzetto.o Dag, o dierbre Hemelspruit!
Die voor de dwinglandy steeds vreesselyk zult blinken,
Wie drukt uw waarde, uw' grootheid uit,
Gy, die des Dwingland's woede stuit,
En - 't grynzend monster wèer ten afgrond doet verzinken?
Eene Jonge Maagd.
Oranjes Vorstlyk bloed, tot paarelen gestold,
Zal om zyn' dierbren schedel pronken;
Hy heeft Euroop de Vrèe geschonken,
Hy heeft der Belgen wensch vervolt.
Een Krygsman.
Hoe grootsch rust Bruinswyck's martelheld
In Waterloo's beroemde Velden!
Hy bluscht door 't aadlyk bloed dien afgrond van geweld,
Die Curius van Pruissen's helden.
Een Burger.
Wie siert er Wellington's, Bulow's en Fredrik's hoofd
Naar eisch? wie zal Hun Roem trompetten?
Heeft niet Hun' dapperheid den bliksem uitgedoofd
Die 't al in vuur en vlam ging zetten?
| |
[pagina 306]
| |
Koor.Roemt, Vaderlanders! roemt ons dubbel Heldenpaar,
Ons grootgezielde Oorlogsvadren,
Wier speer, wier krygsbannier, helmet en beukelaar
Torscht eeuwiggroene Lauwerbladren:
Dat Hun vergodde Naam op Neerland's Praalblazoen
Zy in het schittrend goud geschreven,
Om in de schaduwe van 't frisch Oranjegroen
Nog aan ons nakroost glans te geven!...
| |
Solo.Vereeuwigt dezen Gloriedag
Door kreten van vermaak na tienpaar bange jaaren':
Spreid praaltapyten uit van roos- en lelieblaaren
Waarvan men nimmer weerga zag!
Alle overwelding is voorby:
De Hemel, door uw' stem en snerpend leed bewogen,
Smilt door den adem van zyn eeuwig Alvermogen
Het yzren juk der Dwinglandy.
| |
Koor.Triomph! o ievervolle Belgen!
Gy, die door 't dubbel Vorstenpaar
Voor Weenen's heilig Vredealtaar
U vind verknocht aan Batos telgen:
Denkt aan uw' foltering niet meer,
Ontsteekt gewyde vreugdevuuren;
Breid' uit uw' blyde vestingsmuuren
| |
[pagina 307]
| |
Rigt teekens op van eeuwge Eer!
Hersmeedt tot sikklen 't bloedgeweer,
Uw' beden zyn de lucht doorbroken;
De Dwinglandy kruipt aan uw voet,
Verzonken in haar eigen bloed:
- De Hemel heeft uw leed gewroken. -
1816. |
|