Gedichten
(1861)–Pieter Joost de Borchgrave– Auteursrechtvrij
[pagina 267]
| |
Ter bruiloft van den heer Vandewattyne, en joffrouw Dierick, vereenigt binnen het Sas van Gent,
| |
[pagina 268]
| |
Ja, d'inspraak van het bloed verheft zich in myne aadren,
En Schiet myn wakkren geest de vlugste wieken aan,
Om tusschen d'eertrophéen van roos- en lelieblaadren
Te vliegen by dien Vriend die my is toegedaen.
Leef, ja, myn Broeder! leef tot vreugd van vriend en maagen:
Gy zyt het KrygsgevaarGa naar voetnoot(1) het nar en gaapend graf
Als 's Heeren's gunsteling, gelukkiglyk ontdraagen,
En uw geliefde Gâ droogt U de traanen af.
Wat wondren ommekeer in zoo een loop van jaaren!
Eene onverbidbre wet roept u tot Krygsman uit.
Gy vindt U in een drang van duizend doodsgevaaren:
- Thans rust ge in 't armen slot van uw' gewenschte Bruid.
Gy plukt uw' Krygslauwrier, omhelst uw' gloriepalmen
In Batos waterbnrgt, in 't schoon en koopryk Sas:
Gy hoord en Scheld en lucht het Zegelied weergalmen,
Wyl daar, en daar alleen, uw' Min te vinden was.
Gy schynt Tobias zoon: - de Hemel rigtte uw' schreden!
Doch, schoon hy aan uw zy' geen' zichtbren Engel zond,
Hy leidde u in deês plaats, als in een tweede Meden,
Daar gy, vol liefde en trouw, een' kuissche Sara vond.
| |
[pagina 269]
| |
Gy Twee zyt maar één vleesch verknocht door echte banden
Die nimmer sterveling zal scheiden van elkaèr:
Wilt U, 't zy aan wat zorg, gewilliglyk verpanden,
Denkt wat gy hebt beloft voor 't hooggewyd Altaar.
Bemind elkaar om 't meest, laat nooit de Liefde breken!
Schouwt tweespalt als een pest, een kanker van den Echt:
Geeft trouwheid aan de trouw, staaft haar in al uw spreken,
Tracht dat in vast tyras die Liefde haar gronden legt.
Neigt, schoon het onweêr loeit, als daadels naar elkander,
Trotseerd het rampgeval, juicht in den bangsten nood:
Volgt Thisbé, volgt Piram, volgt Hero en Leander,
Vliegt, wen de nood het eischt, in d'armen van de Dood.
Hersteld in uw beroep 't geen door de krygsbedryven
Het levens brooze praalgebouw geleden heeft!
Vermeerderd uw geslacht, zyt vruchtbaar als d'Olyven,
Toont dat de reinste min steeds in uw' harten leeft.
God zal uw Echtverdrag met zegen overdekken,
Het water, op een wenk, verwisselen in wyn:
Gy zult elkaar tot troost, tot vergenoeging strekken,
Uw wederzyds onthaal zal U een Eden zyn.
| |
[pagina 270]
| |
Wat heuglyk oogenblik!... ô blydsten aller stonden!
Wat Vader heeft ooit dag van zoo veel vreugd beleeft!
Heeft zyne rimpeltyd zyn' zoon op nieuw gevonden
Hy zegent thans het Kroost 't welk zich aan d'Echt verkleeft.
Het ysselyk geschut, het dondren der kartouwen
Verkeerd, ter goeder uur, in Hemelmelody:
Juycht Bloedverwantschap! juycht, laat uwe vreugd ontvouwen,
Zet Echt en Bruyloftsdisch den grootsten luister by!
En Gy, geliefde Paar! alminnge Echtgenoten!
Door Seraphynen gloeid gesmolten in elkaêr,
En zoo voor Wet en Kerk al juychend vastgesloten,
Bereikt, - het is ons wensch, - het volle Jubbeljaar.
Vernoegt U, dag en nacht, in schaduw van Gods zegen!
Strooit, strooit en myrtegroen en roozen op uw paân!
Moog liefde en deugd en trouw kenschetsen uwe wegen,
Zoo zult gy, naar uw Dood, des Hemel's kroon ontfaân.
1814. | |
[pagina 271]
| |
Gezang.By dit glorieryke feest,
Laat ons aan de Wynmaand denken!
Laat een Ganimedes schenken!
't Wyngaardnat verheugt den geest.
Men moet angst en vrees afspoelen
Van het yslyk Krygsgevaar:
By een nieuwgezegend Paar
Mag men slechts genoeging voelen.
In uw heilig Trouwverbond,
Leeft, in vrede, ô Echtelingen!
Smaakt des Hemel's zegeningen
Tot uw' laatsten avondstond!
Dat slechts roozen voor U groeijen
Die de reinste Minne plukt!
Om haar stengel, nooyt gebukt,
Mogen frissche knopjes groeijen!
| |
[pagina 272]
| |
Wyl gy vaart op 's waarelds vloed,
Laat de Liefde uwe Noordstar blyven!
Wast, en bloeit als twee Olyven,
Dank haar' onuitputbren gloed.
d'Hemel zal uw' teerheyd loonen,
Zoo gy ons een Zoontje geeft,
Die in U, in U herleeft,
En - uw' liefde komt bekroonen. -
1814. |
|