Gedichten
(1861)–Pieter Joost de Borchgrave– Auteursrechtvrij
[pagina 215]
| |
De Belgen. | |
[pagina 217]
| |
Aan het taal- dicht- en tooneelkundig genootschap te Aelst, gekend onder de spreuk: amor vincit,
| |
[pagina 218]
| |
Triomf! uw schedel torst die schoone Jubelblaaren,
Waar voor de Diadeem haar glinsters duiken moet:
Wat overheerlyk groen van Zevenhonderd jaaren
Omschaduwt, in dit uur, uw dierbren Broederstoet!
Juicht, Belgen! juicht om 't meest: deelt in den roem en praale
Die 't Jubelvierend Aelst van daag word toegewyd;
Siert met uw Letterloof zyn glorieryke Zaale,
En stuit de grimmigheid der lasterzieke Nyd.
Ja, groote DichterGa naar voetnoot(1)! hef uw adelyk gebeente
Op dezen plegtgen stond, al juichend uit het graf:
Werp, werp een starrend oog op 't Aelstersch eergesteente,
Waar aan weleer uw geest den grootsten luister gaf.
Voeg uwe Praalfestoens by hunne Jubeltelgen,
Geef eer aan uw Stad, aan uwe Maatschappy;
Ja, plaatst U in den rang van onz' gekroonde Belgen
Op 't glorieryk gestoelt' van Kunst en Poëzy.
Wat roem, wat heerlykheid voor U, ô Aelsterlingen!
't Handklappen in uw Zaal, een Kamp, een' Redestryd,
Waar Belgen, op uw vraag, hun' Vadren Grootheid zingen,
En stellen voor elks oog van uit den vroegsten tyd!
| |
[pagina 219]
| |
Teregt viert Gy dit Feest: teregt zyn de edle Kranssen
Van uwe Jubelnymph omstraald van godlyk licht,
Vangoud, van hemelgloed, van duizend flikkerglanssen,
Die, in geen Westerkim, ontzinken aan 't gezigt.
Ga voort, o Broedertal! in vlyt en kundigheden;
Zy trotsch op 't Jubelgroen van Zevenhonderd jaar:
Wie volgde U op het spoor, wie stapte in uwe schreden
Die nooit 't zy hinderpaal, 't zy stronkels wierd gewaar?
Gy hebt uw GuldenspreukGa naar voetnoot(1) de grootste kracht gegeven;
Zy blonk, in al uw doen, als in een goude plaat:
Zy was, zy bleef de ziel, de dryfveer en het leven
Waar door uw Maetschappy tot heden blyft in staat.
Ga voort - reikt Haar de hand, schuilt onder Haare vlerken,
Doet hulde aen Liefde en Kunst, als Broeders van een bloed;
Zoo zal de laatste Belg uw praal, uw grootheyd merken,
En roemen op den bloei van zulk een Dichtrenstoet.
1810. |
|