leen om de reuck, maer voornamentlijck om hare goede krachten. Sy is dienstigh in alle versche Wonden, want sy verhoed het Etter maecken, ende laet geen Lid-teycken na: ende by gevolgh niet onbequaem in de Wonden des Aengesichts ende Handen. De Wonden dan werden gesuyvert met wat Brandewijn, dan voeght men de Lippen by een, en men leght den warm gemaeckten Balsem daer op, waer op men dan een dubbele Doeck leght in de selve Balsem vochtigh gemaeckt, bindende dan met Swachtels de Wonde toe, op dat de Lippen der Wonde niet weder van een geraken. Dese Wonden dan genesen in vier dagen tijdts sonder die meer dan eens te verbinden. Het verband mach oock wel alle dagen geschieden, mids men dan de Doeck ververst, en met nieuwe Balsem vervochtigt: alsoo dan de genesinge, sonder veretteringe, in 't werck gestelt werdt. Sy geneest oock de Wonden met Been breucken, mids daer geen Schilfers zijn, ten ware men die daer eerst uyt nam. Is mede niet ondienstigh in de steken der Zenuwen ofte Pesen, want sy komt de Krampen voor, ende verkrimpingen der Zenuwen. Wanneer daer holle Wonden zijn, speut en suyvert die met Wijn, het selve doet men in de diepe Steken, eens daegs wat van desen warmen Balsem in de Wonde gietende. Oock geneest die de Buylen, Blutsen ende Stooten, soo wanneer daer geen Inflammatie by is.
Innerlijck eenige droppels ingenomen met Wyn, dient tegens d' Engborstigheyt. Op een