Oost- en West-Indische Warande

Vervattende aldaar de leef- en genees-konst. Met een verhaal van de speceryen, boom- en aard-gewassen, dieren &c. in Oost- en West Indien voorvallende

Van de Jangomas.

Iangomas is een soorte van wilde pruymen, soodanige als by ons zijn, die wy Sleen noemen: Wanneer dese rijp zijn, sijn die geel van coleure, daer nochtans de onse bruyn purper-achtigh blaeuw zijn. De Jangomas zijn vorders van een heel t'samen-treckende smaecke; den boom vast soo hoogh als een gemeenen Kersse-boom, ende is gantsch doorn-achtigh, waer over hy van Prosper Alpinas met den naem

[p. 170]

van Paliurus verciert wert: Want na het seggen van Virgilius:

Carduus & spinis furgit Paliurus acutis.

Dat is:

Den Distel ende den Paliurus wassen op met scherpe steeckelen.

Vorders zijn dese vruchten kout ende droog van hoedanigheyt, daeromme sijn die in de gal-achtige sieckten dienstigh, als namentlijcken in Boors, in de Bloetloop, in de brandende koortsen, welckers hitte dat sy temperen, ende opwellinge dat sy stutten, hieromme maken wy daer een Syroop van die niet min behulpsaem is dan het sap van Acatia, het welcke by de Ouden soo seer vermaert was.