dewijle sy de selvige voor alle geheugenisse gebruyckt hebben. Doch de Griecken schijnen alleen de schadelijckheyt van dit medicament gekent te hebben, ende niet wel ondertast te hebben, het ware gebruyck, ende des selviges gantsch Goddelijcke krachten. Ick hebbe hier een seer dienstigh extract in 't gebruyck, dat ick van den Opium ende den Indiaenschen Saffraen, dat is, Curcuma, plagh te maken, tot het welcke ick, even als toe het leste Plicht-ancker, plagh mijn toevlucht te nemen in het Boors, in de Roo-loop, in Phrenesien, ende in de Krampen, die hier heel gemeen zijn, wanneer dese alle bykans buyten hoop zijn. Maer hier van breeder in onse Genees-konste.
Nota. Tot een toe-gifte, sal ick hier noch byvoegen, dat onse Voor-ouders al vry wat in de Opium moeten gesien hebben, dat sy dien den naem van Heul-traen gegeven hebben, ende het kruyt, daer die uyt geperst wert, Heul noemen, hier door des selviges kracht afbeeldende, want Heul is soo veel te seggen, als hulp, troost, bescherminge: in desen sin wert het genoomen wanneer men seyt: Heul aen yemant soecken. Daeromme durve ick met den Poëet wel seggen:
Niets dat 'er op de Aerde leeft,
Dat meerder Heul, dan Heul-traen geeft.
Dock die de selvige willen in 't werck stellen, dienen wel onderwesen te zijn in de lesse van de Schole van Mompeliers, de welcke hare Leerlingen ernstelijcken voorschrijft:
Ab opiatis & diagrydiatis Cave te fili mi.