Oost- en West-Indische Warande
(1694)–Jac. Bontius– AuteursrechtvrijVervattende aldaar de leef- en genees-konst. Met een verhaal van de speceryen, boom- en aard-gewassen, dieren &c. in Oost- en West Indien voorvallende
[pagina 118]
| |
ven wert, ende by de Nederlanders den naem voert van Root-vont, is hier soo gemeen, dat ick tot noch toe niemanden op dese plaetsen gekent en hebbe, die van dese moeijelijckheid bevrijdt is geweest, meer dan van de beten der Vloyen, die de Portugijsen Mosquitas noemen. Dit Root-vont zijn roode ende een weynigh rouwe Puystjens, die door het sweeten in de huyt uyt-geworpen werden, ende meesten tijdt het gantsche lichaem, van het hooft tot de voeten toe bedecken, voorts komende met seer groote jeuckinge, ende geduyrige begeerte van klouwen. Dese plage quelt de nieuwelingen, die hier versch in 't lant komen, meer, even gelijck oock de Mosquiten doen, dan die hier eenigen tijt gewoont hebben: alsoo dat men hier spots-wijse soodanigen een, die alsoo geqult werdt, Orang Baro plagh te noemen, dat soo veel te seggen is als eenen nieuwen ofte verschen gesel; ende sy seggen dat dese Vloyen, ende dit Root-vont, komen om die Melck ende Boter, die noch by haer is, uyt te suygen: want die hier langh gewoont hebben, noemen haer selven, al roemende, Orang Lamme, dat is, oude Soldaten. Doch dese moeijelijckheyt, dewijle die door uytdrijvinge vande nature geschiet, mach alleen onder de sieckten des huyts gerekent werden: dese nochtans licht geacht ofte veronachtsaemt zijnde, gelijck oock die Vloy-beten, wanneer men namentlijck de Huyt met krabbelen geopent heeft, veranderen dickwils in quaet-aerdige ende vuyle sweeringen, die swaer om genesen zijn. | |
[pagina 119]
| |
Soo klimt den brandt, in 't eerst te kleyn geacht,
Ver buyten gis, en steygert boven macht.
Om dese soo seer moeijelijcke jeuckte te hulpe te komen, doe ick Azijn met Water vermengen, ende daer Salpeter of Sal-prunella by doende, bette ick het Lichaem met een doeckjen, dat daer in gedoopt is, of indien men het selvige noch stercker begeert, soo kondt ghy daer versch uytgeperst Limoen-sap by doen, welcke dingen hoewel die in 't eerste een scherp-bijtende pijn aenbrengen, soo verdwijnt die nochtans haestelijcken, ende is verre beter verdragelijck dan die groote jeuckte. Ondertusschen wil ik hier in 't voorby gaen, alle Doctoren ende Chirurgijns vermaent hebben, dat sy haer wachten, van eenige Purgatien, hoe licht die oock souden mogen wesen, in te geven, op dat dese scherpe ende gal-achtige stoffe, na dat die tot het gedarmte getrocken is, niet en kome te veroorsaecken eenen Bloet-loop: maer laten sy veel liever dit quaet aen de nature bevelen, ofte 't selvige door sweet-dranckjens na buytenwaerts drijven: want ick hebben dickmaels door sommiger onachtsaemheyt ende onvoorsichtigheyt hier inne swarigheden sien overvallen. |
|