De Aristarch van 't Y
(1998)–R.J.G. de Bonth– Auteursrechtelijk beschermd6.6 PotestasHet derde element binnen het woord letter werd door Priscianus potestas genoemd en door Caron (1972: 11) vertaald met klank. In het algemeen wordt in taalkundige geschriften uit de zestiende en de zeventiende eeuw geen algemene definitie gegeven van potestas. Wat men onder dit begrip dient te verstaan, kan meestal slechts opgemaakt worden uit de behandeling van de afzonderlijke letters. Evenals bij het aspect figura volgen hieronder eerst summier enige gegevens uit zestiende- en zeventiende-eeuwse grammaticale geschriften over de Nederlandse benamingen voor deze term en de inhoud van dit woord. Pontus de Heuiter geeft potestas in zijn Nederduitse Orthographie (1581: 31) weer met het Nederlandse woord ‘Kraht’. Over de klank die in het algemeen aan de lettertekens van het Nederlands moet worden toegekend, doet De Heuiter slechts eenmaal een uitspraak, waarmee hij ons overigens nauwelijks iets verder brengt. De ‘Kraht’ van woorden wordt wel uitgebreid uit de doeken gedaan bij de bespreking van de afzonderlijke letters (Dibbets 1968: 79). In de Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst spreekt men van het ‘gheklanck’ (1584: 15) van een letter. Naast dit begrip komen we in deze grammatica ook kracht tegen als vertaling van potestas. Bij het spellen dient men er rekening mee te houden dat ‘elcke letter op alle plaatsen enerley kracht ende gheluyd hebbe’ (1584: 37).Ga naar voetnoot10 Kók geeft in het Ont-werp der Neder-duitsche letter-konst een duidelijke definitie van potestas: ‘De Maght der Letters is de klank, die de Letters in 't spellen en spreeken voort-brengen’ (1649: 5).
In de eerste volledige grammatica van het Nederlands uit de achttiende eeuw, de Nederduitsche spraekkunst van Arnold Moonen, wordt het woord kracht gebezigd in de betekenis ‘klank’ of ‘uitspraak’. Dit is mij gebleken na het vergelijken van passages waar gesproken | |
[pagina 123]
| |
wordt over de klank van de c. Zo schrijft Moonen bij de bespreking van de h dat de c ‘van outs in haere kracht eene K’ is (1706: 7-8),Ga naar voetnoot11 terwijl hij enige pagina's tevoren opmerkt dat de c ‘by de oude Latynen de uitspraek gehadt [heeft] van eene K’ (1706: 4). Op pagina 11 van zijn Nederduitsche spraekkunst vermeldt Moonen dat bij de Romeinen de ‘C en V, in klank en kracht de K en W gelyk’ zijn.Ga naar voetnoot12 Sewel stelt in zijn Nederduytsche Spraakkonst (1708: 1) dat het voor een correcte spelling absoluut onontbeerlijk is de ‘kracht’ van de letters te leren kennen, aangezien hij heeft gemerkt dat ‘veele die de letteren kennen, haare kracht evenwel niet volkomenlyk verstaan, en daarom menigmaal in de Spellinge doolen’. Om duidelijk te maken welke klank er door een bepaald letterteken wordt gerepresenteerd, somt Sewel doorgaans eenvoudigweg de woorden op waarin de karakteristieke klank voorkomt. Ook Moonen ging te werk op deze wijze, die door Schaars (1988: 105) de ‘directe methode’ wordt genoemd. Door Huydecoper wordt de term kracht in de Proeve nergens gebruikt in de zin van ‘klank’.
Vatten we de bevindingen van deze paragraaf en de vorige twee paragrafen samen, dan kunnen we stellen dat de Prisciaanse driedeling van het begrip littera in nomen, figura, potestas, die in de grammaticale geschriften uit de zestiende en zeventiende eeuw gangbaar was, aan het begin van de achttiende eeuw weliswaar minder duidelijk maar toch nog steeds aantoonbaar aanwezig is. Dit zal geen verbazing wekken: de vroeg-achttiende-eeuwse grammatici hebben tal van gegevens geput uit de spraakkunstige geschriften van taalbouwers uit vroeger tijden en zij kwamen daarbij vanzelfsprekend in aanraking met het op de leest der klassieken geschoeide begrippenapparaat. |
|