De Aristarch van 't Y
(1998)–R.J.G. de Bonth– Auteursrechtelijk beschermd6.3 Aantal lettersMoonen (1706: 2) somt de volgende zesentwintig letters op die bij het op schrift stellen van het Nederlands worden gebruikt: a, b, c, d, e, f, g, h, i, j, k, l, m, n, o, p, q, r, s, t, u, v, w, x, y, z. Zes van deze letters - a, e, i, o, u, y - zijn ‘Klinkers’. Zij worden zo geheten ‘om dat zy, uit zich zelven en door hunne eige kracht klaer en duidelyk klinkende, met of zonder hulpe der Medeklinkeren eene Lettergreep of Woort kunnen uitmaeken’. Moonen voegt hieraan toe dat de eerste vijf klinkers kort zijn en eventueel tot ‘Lange Klinkers’ gemaakt kunnen worden, terwijl de y ‘doorgaens lang’ is en niet verlengd kan worden (Moonen 1706: 2-3). De resterende twintig letters worden ‘Medeklinkers’ genoemd. Ook van deze letters geeft Moonen een verklarende definitie: ‘De Medeklinkers draegen deezen naem, om dat zy, uit zich zelven geenen klank hebbende, en voor of achter eenen of achter meer Klinkers gevoegt, mede klinken, en hun geluit den Klinkeren mededeelen, om door hunne hulp Lettergreepen en Woorden te maeken’ (Moonen 1706: 3). In de Nederduytsche spraakkonst (1708) deelt Sewel mede dat in het Nederlands de volgende letters worden gebruikt: a, b, c, d, e, f, g, h, i, k, l, m, n, o, p, q, r, s, t, u, v, w, x, y, z (Sewel 1708: 1). Opvallend is het dat in het door hem gepresenteerde alfabet de letter j ontbreekt. Dit is ongetwijfeld het gevolg van een zetfout. Deze medeklinker is namelijk wel terug te vinden in de lijst met de - Amsterdamse - benamingen voor de letters: ‘Jé’ (Sewel 1708: 1). Bovendien maakt Sewel op de tweede pagina van zijn grammatica gewag van 26 letters en rangschikt hij de j op dezelfde bladzijde onder de medeklinkers. Evenals Moonen merkt Sewel (1708: 2) de a, e, i, o, u en de y aan als ‘Klinkers’, maar in tegenstelling tot zijn voorganger geeft Sewel van deze soort letters geen omschrijving. Dit doet hij wel bij de twintig ‘Medeklinkers’. Omtrent deze letters bericht hij dat ‘die zonder byvoeginge der Klinkeren geenen klank maaken’ (Sewel 1708: 2). Anders dan Moonen en Sewel presenteert Huydecoper nergens een lijst van letters die bij het schrijven in het Nederlands worden gebruikt. Toch kunnen we ons op basis van | |
[pagina 119]
| |
verspreide gegevens in de Proeve een beeld vormen van het alfabet dat Huydecoper voor ogen zal hebben gestaan. Aanvankelijk rekent Huydecoper zes letters tot de klinkers, zoals blijkt uit de navolgende vier citaten: 1. (a, o, u): ‘'t Is zeker, dat veele woorden, met eenen Klinker beginnende, by ons onzydig gebruikt worden, die by de ouden vrouwelyk waaren, als uur, oor, oog, aventuur’ (1730: 47); 2. (e): ‘Onze Smeltklinker, de E’ (1730: 151);Ga naar voetnoot2 3. (i): ‘den Klinker I’ (1730: 318); 4. (y): ‘te meer dewyl 't gebruik volstrektelyk gewild heeft, dat de y nu noit meer voor i, maar altyd voor ij scheep komt: uitgezonderd wanneer zy in de tweeklanken achter een' anderen [cursivering van mij, RdB] Klinker volgt’ (1730: 286). In het ‘Bericht wegens de letter Y’, dat te vinden is op bladzijde 644 van de Proeve, laat Huydecoper echter weten dat hij met betrekking tot de y tot andere inzichten is gekomen, waarna hij concludeert: dat de Duitsche y, niet anders zijnde dan een misvormde j, en ons in geen enkel woord noodzaakelijk, met recht uit den lijst der Nederduitsche letteren mag uitgewischt worden. In de op 10 oktober 1729 gedateerde voorrede zullen we dan ook tevergeefs zoeken naar woorden die met een y worden gespeld. Toen hij de laatste hand legde aan de Proeve, bestonden er voor Huydecoper dus geen zes maar slechts vijf klinkers: de a, e, i, o en de u. Schaars zijn de plaatsen in de Proeve waar Huydecoper een letter uitdrukkelijk bestempelt als ‘Medeklinker’. De op bladzijde 62 en 63 vermelde lijst van eenlettergrepige zelfstandige naamwoorden waarvan de laatste letter een medeklinker is, die is geplaatst achter een enkele ‘Klinker’, toont aan dat Huydecoper in elk geval de d, f, g, l, p, s, t als consonanten beschouwt. Uit een aantekening bij vers 834 van het tweede boek van Vondels Herscheppinge kunnen we afleiden dat l, b en v voor hem medeklinkers zijn.Ga naar voetnoot3 Op bladzijde 580 van de Proeve citeert Huydecoper zonder commentaar een passage uit Ten Kates Aenleiding waarin de letters d, v, z, t, f en de s medeklinkers worden genoemd. Wat de overige medeklinkers betreft: nergens in de Proeve is aanleiding te vinden voor de veronderstelling dat Huydecoper in dezen afwijkt van de traditionele opvatting die ook bij Moonen en Sewel wordt gevonden. Dat Huydecoper zich aansluit bij de traditie, spreekt uit Huydecopers spellingpraktijk. In de Proeve bedient hij zich zelfs van de c, q, x, drie letters die een aantal taalkundigen heeft willen weren uit het Nederlandse spellingsysteem. Als we de bovenstaande gegevens op een rijtje zetten, dan zal het alfabet dat Huydecoper voor ogen heeft gestaan, er waarschijnlijk als volgt hebben uitgezien: a, b, c, d, e, f, g, h, i, j, k, l, m, n, o, p, q, r, s, t, u, v, w, x, (y,) z. |