De Aristarch van 't Y
(1998)–R.J.G. de Bonth– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
kens en de daarbij behorende klanken, de etymologia behandelt de leer van de woordsoorten, de prosodia is de leer van de klemtoon en de lettergreepverdeling, de syntaxis leert hoe men woorden met elkaar moet combineren (Schaars 1988: 73; vgl. Knol 1977: 79-80). In de navolgende hoofdstukken zal op basis van gegevens uit de Proeve van Taal- en Dichtkunde gepoogd worden een beeld te schetsen van Huydecopers opvattingen over orthographia, etymologia en syntaxis. Aantekeningen uit het genoemde werk die betrekking hebben op prosodia zijn niet in de beschouwing betrokken, omdat dit onderdeel ook in de grammatica van de achttiende eeuw een zeer minimale rol ging spelen en omdat prosodie bij ons er niet in thuis hoort. De opmerkingen die Huydecoper over prosodie heeft gemaakt, bieden voldoende materiaal voor een afzonderlijke studie. De uitspraken over taal die Huydecoper in de Proeve heeft gedaan, zullen worden vergeleken met de gegevens die te vinden zijn in de Nederduitsche spraekkunst (1706) van Arnold Moonen, de Nederduytsche spraakkonst (1708) van Willem Sewel en de Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake (1723) van Lambert ten Kate. Er is juist voor het taalkundig werk van deze auteurs gekozen omdat zij door Huydecoper in de Proeve zijn gekarakteriseerd als ‘onze Nederduitsche Spraakkunstschryvers’ (1730: 31). Daar komt bij dat de drie genoemde auteurs zeker qua invloed de belangrijkste Nederlandse grammatici uit de achttiende eeuw zijn. Heeft Huydecoper andere dan de drie gemelde taalkundige bronnen geraadpleegd, dan zullen deze eveneens in de beschouwing worden betrokken. Daarnaast zal de in de Proeve geboden taalkundige informatie worden getoetst aan de herziene editie ervan. Deze tweede druk zag in de periode van 1782 tot 1791 het licht door de zorg van eerst Frans van Lelyveld en daarna van Nicolaas Hinlópen. Wie de Proeve bestudeert, zal het opvallen dat Huydecoper taalkundige onderwerpen waarop Moonen, Sewel en Ten Kate uitvoerig zijn ingegaan, vaak slechts summier of in het geheel niet aan de orde heeft gesteld. Dit hangt voor een belangrijk deel samen met het karakter van de Proeve: het was Huydecoper in de eerste plaats er slechts om te doen taalkundige problemen te bespreken waarop hij bij lezing van Vondels vertaalde Herscheppinge was gestuit. Als gevolg hiervan zijn lang niet alle onderwerpen die in een grammatica van het Nederlands doorgaans worden aangetroffen, in de Proeve aan bod gekomen. Het lag niet in Huydecopers bedoeling om een volledige Nederlandse spraakkunst tot stand te brengen, maar om - op basis van voorbeelden uit het werk van Oude en Nieuwe schrijvers - een oplossing aan te dragen voor kwesties waarover bij taalgebruikers onzekerheid bestond. |
|