| |
| |
| |
Te Harvard.
Van het Noorden naar het Zuiden door de republiek reizende ontving ik in Boston en Nieuw-Engeland indrukken, welke mij later in Savannah en New-Orleans vaak in herinnering kwamen, omdat ze in zoo volkomen tegenstelling waren met die welke het Zuiden maakte.
In Nieuw-Engeland gevoelt men zich dadelijk te huis; honderde zaken en gewoonten doen ons aan Holland en Engeland denken. Vóór de revolutie werd Nieuw-Engeland bewoond door een zuiver engelsch ras. De colonisten in de Middenstaten en in het Zuiden waren van gemengd ras, doch de puriteinen die Nieuw-Engeland stichtten waren niet alleen van één ras, maar van één stand. Ze waren afkomstig van de kleine landeigenaars, de country-gentlemen, de yeomanry van Engeland. Velen waren welgesteld toen ze in Amerika landden, en allen vestigden zich daar wegens staatkundige of godsdienstige redenen, doch niet uit zucht tot avonturen, of uit begeerte om rijk te worden.
‘To scorn delights and live laborious days’ was, om met Milton's woorden te spreken, hun wensch en hun gewoonte; hun gestrenge godsdienst, het overwicht van de geestelijkheid, het verband tusschen kerk en staat, kenschetsten hun karakter. Ze voelden hun eigen meerderheid boven de andere colonisten, en gingen trotsch en vastbesloten hun eigen weg. Landbouw
| |
| |
en handel oefenden ze uit op ernstige en degelijke wijze; ze verdienden veel geld als visschers en vooral ook als vrachtvaarders, als reeders. Ze leefden eenvoudig en spaarzaam, doch voor onderwijs, hooger zoowel als lager, hadden ze geld over. In 1636, zestien jaar nadat de Pelgrimvaders op de rots van Plymouth geland waren, gaf de wetgevende macht van de colonie in Massachusetts Bay reeds f 5000. - voor de vestiging van een hoogeschool te Newtown, thans een voorstad van Boston.
De universiteit, dus nederig door het volk voor het volk begonnen, ontving twee jaar later een legaat van bij de f 10.000 van den predikant John Harvard, en uit dankbaarheid noemde men de instelling nu naar den gever: ‘Harvard college’, terwijl men New-Town in Cambridge herdoopte, om de engelsche Alma mater in herinnering te brengen, waar Harvard gestudeerd had.
Bewonderingswaardig zijn de vrijgevigheid en edelmoedigheid waarmede de ernstige burgers van Nieuw-Engeland voor hun hoogeschool strijden. Ik heb een langdurig bezoek aan Harvard-college gebracht; ik heb gewandeld langs de oude gevels, die toonden hoe men een paar honderd jaar geleden hier in Amerika bouwde, ik heb de schoone gebouwen gezien, die in een vierhoek een groot plein met hooge boomen beplant omgeven, en de indrukwekkende Memorial Hall bewonderd, voor welke men 500.000 dollars besteedde, tot herinnering aan de zonen van Harvard die in den grooten burgeroorlog vielen.
De fraaie hooge zaal met de gothische ramen dient tot eetzaal waar 600 studenten hun middagmaal gebruiken. Er zijn thans 1400 studenten en 120 professoren en lectoren aan de hoogeschool. Het admissie-examen in Harvard heeft den naam van het moeielijkste in Amerika te zijn, en duurt drie dagen; 15% der geëxamineerden wordt meestal afgewezen. De klassieke studiën nemen steeds nog een groote plaats in te Harvard.
Een merkwaardig bewijs daarvan werd onlangs gegeven, toen Koning Oedipus van Sophocles in het grieksch werd opgevoerd door de studenten in Sanders Theatre. De machtige, verheven eenvoud van dit onovertroffen drama, zoowel als de zedelijke
| |
| |
grootheid van het karakter van Oedipus, was door de jonge acteurs begrepen, en de indruk welken zij maakten op de toeschouwers en hoorders moet buitengewoon groot zijn geweest. De heer Norton, die de voorstelling bijwoonde, prijst haar ook als een bewijs van de toenemende liefde der studenten voor de klassieke oudheid. Jaar aan jaar wordt de overtuiging dieper, dat klassieke studie het zekerste en beste geneesmiddel is voor zekere gevaarlijke neigingen en richtingen in het intellectueele leven van het jonge Amerika. Geen zekerder middel bestaat er voor de vorming van zuiveren smaak en juist en gezond oordeel. Sophocles, door de studenten vertolkt, scheen natuurlijker en begrijpelijker, en vooral minder ouderwetsch dan Racine.
Sinds eenige jaren wordt te Harvard aan de moderne talen ook groote aandacht geschonken: kennis van Fransch en Duitsch wordt gevorderd bij 't admissie-examen, en behalve de verplichte colleges in deze talen gedurende de twee eerste jaren, worden er tal van colleges gehouden in de Fransche, Duitsche, oud Engelsche, Italiaansche en Spaansche taal en letterkunde.
Aan de exacte wetenschappen wordt minder tijd en zorg besteed dan aan letterkunde, taal en wijsbegeerte. Harvard geeft ook vijf ‘elective courses’ in muziek.
De hoogeschool van Yale heeft een ‘school of the fine arts’ aan zich verbonden, waar de studenten gratis technisch onderwijs kunnen ontvangen in schilder-, beeldhouw- en bouwkunst. Vassar, een universiteit voor vrouwen, wijdt nog meer aandacht aan kunst, en geeft onderwijs in vocale en instrumentale muziek, in teekenen, schilderen, boetseeren enz. enz. Dit heb ik echter alleen van hooren zeggen, daar Harvard de eenige hoogeschool is welke ik bezocht.
De verschillende hoogescholen hebben allen een kenschetsende eigenschap. De hoedanigheid en toon van het onderwijs, het geduld en de zorg aan verschillende vakken gewijd, hebben in den regel zekeren invoed op de meerderheid der studenten. Om amerikaansche ouders te leiden bij de keuze van een hoogeschool, heeft men de eigenschappen der verschillende universiteiten dus omschreven:
‘The typical Yale graduate is ready und thorough; the Har- | |
| |
vard, exact and full; the Amherst, patient and earnest; the Williams, well rounded and well balanced; the Dartmouth, independent; the Middlebury, careful and descriminating, and the Michigan, direct and clear. Positiveness of conviction and readiness in reaching conclusions are in generally fostered more by the best western, and the critical habit of mind by the eastern colleges.’
Wat ouders echter over het algemeen meer zal leiden bij de keuze eener hoogeschool, is de koste van het onderwijs.
Harvard is verreweg de duurste der hoogescholen. De arme, zuinige student kan voor 450 dollars rondkomen, doch de meeste ‘arme studenten’ geven 600 dollars uit. De rijke studenten hebben 2500 à 3000 dollars noodig. De ‘arme student’ betaalt voor zijn onderwijs evenveel als de rijke, dat is 150 dollars per jaar. Met een anderen student zamen neemt hij een kamer in de gebouwen der hoogeschool, welke hem 22 dollars kost. Hij gebruikt zijn ochtend- en middagmaal in de Memorial Hall, waarvoor hij 152 dollars (4 dollars gedurende 38 weken) betaalt. Zijn steenkool en gas komen hem op 30 en zijn boeken minstens op 20 dollars te staan. Hij heeft nu 374 dollars betaald, maar heeft nog niets uitgegeven voor kleederen, wasschen, clubs en vereenigingen, reis naar huis en terug enz. De hoogeschool geeft hun voor de 22 dollars de helft van een ongemeubelde kamer, en hij en zijn makker moeten die het eerste jaar van het noodige voorzien, wat hun zeker 100 dollars kost.
De gewone studenten besteden echter veel meer. Ik deel nog eens een budget mede, nu van een welgesteld student. Onderwijs 150; kamer 300 (dit is 160 dollars hooger dan in eenige andere hoogeschool, maar daarvoor heeft hij dan ook een fraaie suite); voedsel à acht dollars per week, 304 dollars; voor schouwburgen, concerten, soupers en avondpartijen 500 dollars, voor clubs, genootschappen, vereenigingen enz. 400 dollars. Hij is dan echter geen lid van de Porcellian club, een zeer vermakelijke societeit, waarvan alle studenten lid wenschen te zijn, of van welke ze minstens willen weten wat er gedaan wordt. De leden namelijk zijn gebonden tot strikte geheimhouding van wat er geschiedt. De vreemdeling, wien een blik achter de
| |
| |
schermen vergund werd, kan echter verzekeren dat de mysteriën, zonder moeite, met veel genoegen kunnen uitgeoefend worden, en geen onaangename gevolgen achterlaten. De entrée voor het eerste jaar bedraagt niet minder dan 500 dollars. De tweede beroemde club is de Hasty Pudding club, welke zich aan het tooneelspel wijdt.
De helft der studenten te Harvard heeft een eigen bediende. Het meubileeren van hun kamer kost hun 't eerste jaar 500 tot 1000 dollars; voor paardrijden is de rekening zeker 150 dollars, voor steenkool en gas 75; voor boeken 100. Harvard is vlak bij Boston, wat de kosten niet minder maakt. Niettegenstaande Harvard dus een rijkelui's hoogeschool is, wordt ze door vele arme studenten bezocht, omdat op edelmoedige wijze knappe jongens door de hoogeschool geholpen worden, terwijl de beurs hun geschonken een eer en onderscheiding wordt gerekend, in plaats van een vernedering. Enkel knappe jongens, van wie men veel verwachting heeft, ontvangen ze. Harvard heeft 112 dezer scholarships te begeven, die van 40 tot 350 dollars per jaar opbrengen. Bovendien leent de hoogeschool geld aan behoeftige studenten, en ze helpt hen op zoovele manieren, dat ze in haar jaarverslag kan zeggen: ‘Good scholars of high character, but slender means, are seldom or never obliged to leave college for want of money.’
Als regel kan men aannemen dat een student, die kalm zijn weg gaat en meer werkt dan pret maakt, in Columbia, Yale en Harvard voor 800 dollars per jaar kan rondkomen, terwijl hij in Princetown, Williams, Amherst, Dartmouth, en de meerderheid der oostelijke hoogescholen ‘in comfort and respectability’ voor 500 dollars leven kan.
Elk jaar geven rijke kooplieden en fabrikanten nieuwe sommen aan de hoogescholen voor bijstand aan behoeftige studenten. Het volgende lijstje geeft hiervan een denkbeeld en duidt tevens de voornaamste hoogescholen aan:
Amherst. 101 beurzen van 86 dollars. De rente van 75,000 dollars voor studenten in de theologie. |
Beloit. Kosteloos onderwijs voor studenten in de theologie, en enkele andere na vergelijkend examen. |
| |
| |
Boston University. Kosteloos onderwijs voor die het behoeven. |
Bowdoin. 27 beurzen van 60 dollars en een fonds van bijstand. |
Brown. 100 beurzen van 80 dollars. Een fonds van bijstand. Verminderde onderwijskosten. |
California University. Kosteloos onderwijs. |
Columbia. 40 beurzen van verschillend bedrag. Kosteloos onderwijs voor hen die het vragen. |
Cornell. 128 beurzen, en vele gelegenheden om zelf het noodige geld voor onderwijs en onderhoud te verdienen. Eenige studenten geven muziek-onderwijs, anderen vertalen, velen verdienen weekloon als schrijnwerker, beeldhouwer enz. |
Dartmouth. 124 beurzen van 70 dollars. |
Hamilton. 20 beurzen van 80 dollars en een fonds van bijstand. |
Haverford. (Kwakers-hoogeschool.) ‘Vele’ beurzen van 225 dollars. |
Illinois. 7 beurzen van 36 dollars. |
Michigan. Heeft nog geen fondsen. |
North-Western. Leent geld aan studenten in de theologie. |
Oberlin. Gelegenheden voor self-support. |
Princetown. Eenige beurzen van 75 dollars. Candidaat-predikanten der Presbyteriaansche kerk ontvangen 30 dollars. |
Trinity. Vierduizend dollars te verdeelen naar gelang der behoefte. |
Tufts. 27 beurzen van 75 dollars. Kosteloos onderwijs voor tien studenten. Een fonds tot aanmoediging van studenten. |
Union. Vele beurzen van 100 dollars. |
Virginia. Kosteloos onderwijs aan studenten in de theologie, en behoeftige studenten. |
Wesleyan University. Een beperkt aantal beurzen van 75 dollars. |
Williams. 9000 dollars worden verdeeld onder studenten die bijstand behoeven. |
Yale. 28 beurzen van 60 dollars. 12,000 dollars worden verdeeld onder studenten in de theologie. |
Vassar. De rente van 56.000 dollars wordt verdeeld onder de vrouwelijke studenten, die hulp noodig hebben en haar verdienen. |
| |
| |
De hoogescholen van Amerika geven dus vrij veel bijstand aan studenten. Voor een knappen, helderdenkenden, werkzamen jongen, wiens ouders slechts weinig missen kunnen, is Harvard zeker de goedkoopste hoogeschool, daar hij al zijn onkosten betalen kan uit de prijzen welke zijn aanleg en arbeid hem winnen.
Voor minder begaafde jongens, die over weinig beschikken, zijn Amherst en Williams het beste. Zij liggen ver van groote steden, te midden der liefelijke natuur van West-Massachusetts, en het eenvoudige leven te midden der heuvelen van Berkshire moet voor vele naturen een heerlijke drijfveer tot werken en denken zijn.
|
|