fessor tot mij, met wien ik van de Niagara naar Chicago reisde. ‘Ons volk heeft goede zeden en een rein familieleven; het gevoelt dat er onbekende landen onder den gezichteinder zijn, welke het beperkte oog des menschen niet zien kan; het gevoelt behoefte aan aanbidding en aan een eeredienst, die wijding en poëzie geeft aan hun plichtsvervulling; het komt den vaders onpractisch en onmogelijk voor, zedelijkheid aan hun kinderen te onderwijzen zonder op een ideaal te wijzen, en dus vormen duizenden zich hier hun eigen godsdienst, en voegen zich bij eenig kerkgenootschap. “Morality touched by emotion” is hun godsdienst; ze buigen zich neder voor den Oorsprong van alles dat bestaat.’
De man die dit opmerkte, was zelf een orthodox Christen, doch de waardeerende wijze waarop hij sprak van de algemeene neiging tot aanbidding in het amerikaansche volk, was even opmerkelijk als zijn krachtige afkeuring van de poging der engelsche staatskerk om van alle onderwijs, lager en hooger, het monopolie te behouden. ‘Ze kweekt meer huichelaars dan overtuigde christenen’, zeide hij, ‘en de engelsche hoogescholen vormen zes maal meer atheisten dan onze amerikaansche.’
De amerikaansche hoogescholen zijn niet langer, in organisatie, bestuur of onderwijs, bepaald godsdienstige instellingen, gelijk ze weleer waren.
Want godsdienst was de hoeksteen van haar vestiging. Harvard werd opgericht: ‘daar de colonisten er voor zorgen wilden dat de kerk geen ononderwezen predikanten kreeg’ (dreading to leave an illiterate ministry to the churches).
Toen het onbuigzame en droefgeestige calvinisme der stichters langzamerhand wat gewijzigd was te Harvard, werd op het eind der 17de eeuw Yale gesticht, om meer orthodoxe beginselen te verkondigen. In 1746 werd Princetown gesticht ‘om de kerk te voorzien van geleerde en geschikte dienaars van het Woord.’
Darmouth werd in 1769 gesticht ‘op de fundamentele beginselen van den christelijken godsdienst’ en Bowdoin werd iets later toegewijd ‘aan de kerk van Christus.’