Van 't noorden naar 't zuiden. Schetsen en indrukken van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Deel 1
(1881)–Charles Boissevain– Auteursrechtvrij
[pagina 223]
| |
Een voorbereider in de letterkunde.Welk een liefelijk zanger is de dichter van Evangeline! In het naar huis arren was het wie de meeste regels uit dat gedicht zich herinnerde. Op zee had ik Evangeline pas herlezen, en de harmonische, rhythmische kadans, de teedere, wegsleepende muziek van dat lied der trouwe liefde trof me nooit zoo diep als toen de wind en de golven het accompagnement leverden, en het droevige ruischen van den nachtwind deed denken aan ‘The mournful tradition still sung by the pines of the forest.’
Toen herleefde weder de oude liefde voor den edelen zanger, wiens verzen zijn ‘As pure as water, and as good as bread,’
en de frissche liederen, jong als het zomerveld van bloeiend koren, met zijn golvingen en harmonieën van kleur en licht, kwamen weder op in het geheugen. Gedragen op den kadans dier ernstige, teedere verzen, vierde de verbeelding een lente- | |
[pagina 224]
| |
feest, en de scherpe, puntige, ontleedkundige kritiek van sarcastische Saturday Reviewers verdween in het niet. De poëzie van Longfellow is vol waar en diep gevoel. Twee regels in Evangeline beschrijven haar: ‘Feeling is deep and still; and the word that floats on the surface
Is as the tossing buoy, that betrays where the anchor is hidden;
Therefore trust to thy heart, and to what the world calls illusions.’
Overweldigende hartstocht vindt men niet in zijn gedichten, maar hij brengt zijn lezers in een stemming, dwingt hen tusschen de regels te lezen en doet hen dus meer zien dan hij zegt en beschrijft. Van Evangeline geeft hij slechts een schets, geen portret, maar men kent haar, ziet haar voor zich, en beseft hoe schoon, teeder, rein, volhardend en moedig zij is, ofschoon hij ons dit nooit mededeelt. ‘Soon with a soundless step the foot of Evangeline followed.
Up the staircase moved a luminous space in the darkness,
Lighted less by the lamp than the shining face of the maiden
Silent she passed through the hall, and entered the door of her chamber.
..............................
Ah! she was fair, exceeding fair to behold, as she stood with
Naked snow-white feet on the gleaming floor of her chamber!
Little she dreamed that below, among the trees of the orchard,
Waited her lover and watched for the gleam of her lamp and her shadow.’
Beter dan een beschrijving is de regel: ‘When she had passed, it seemed like the ceasing of exquisite music.’
De zoete prosodie der hexameters van Longfellow, hun eentonigheid welke aan die van het zangerig ruischen der golven doet denken, helpen het gevoel te weeg brengen dat de dichter wekken wil en dat Evangeline onvergetelijk maakt. De rustige waardigheid en teedere ernst dier verzen kunnen als | |
[pagina 225]
| |
muziek enkel gevoeld, niet beschreven worden, en evenals sommige muziekstukken wekken deze en de meeste andere verzen van den dichter een gevoel van zachte droefgeestigheid, van mijmerende instemming en weldadige kalmte. Het zijn geen liederen zonder woorden, maar het is muziek zonder noten. Treffend schoon heeft Longfellow zijn eigen muze beschreven in de volgende regelen, waarvan elk beeld volmaakt is. The day is done, and the darkness
Falls from the wings of Night,
As a feather is wafted downward
From an eagle in his flight.
I see thee lights of the village
Gleam through the rain and the mist,
And a feeling of sadness comes o'er me,
That my soul cannot resist:
A feeling of sadness and longing,
That is not akin to pain,
And resembles sorrow only
As the mist resembles the rain.
Come, read to me some poem,
Some simple and heartfelt lay,
That shall soothe this restless feeling,
And banish the thoughts of day.
Not from the grand old masters,
Not from the bards sublime,
Whose distant footsteps echo
Through the corridors of Time.
For, like strains of martial music,
Their mighty thoughts suggest
Life's endless toil and endeavour;
And to-night I long for rest.
Read from some humbler poet,
Whose songs gushed from his heart,
As showers from the clouds of summer,
Or tears from the eyelids start.
| |
[pagina 226]
| |
Who through long days of labour,
And nights devoid of ease,
Still heard in his soul the music
Of wonderful melodies.
Such songs have power to quiet
The restless pulse of care,
And come like the benediction
That follows after prayer.
Then read from the treasured volume
The poem of thy choice,
And lend to the rhyme of the poet
The beauty of thy voice.
And the night shall be filled with music,
And the cares, that infest the day
Shall fold their tents, like the Arabs,
And as silently steal away.
Dit volmaakte gedichtje is een toonbeeld van wat de dichter vermag en hoe hij gelezen, genoten en gewaardeerd moet worden. Wanneer men weder een paar dagen in de wereld van Longfellow geleefd heeft, met Evangeline en Hiawatha, met ‘the Puritan maiden Priscilla’ en John Alden, dan geeft de kritiek van hen die hem alledaagsch en laag bij den grond vinden, den indruk van een haardvuurtje in een kamer waar de Aprilzon plotseling warm en lichtend binnenstroomt. ‘And generous was the applause and loud,
But less for him than for the sun
That even as the tale was done
Burst from its canopy of cloud,
And filled the room with light, and made
The fire of logs a painted shade.Ga naar voetnoot1
Ik heb mij, gaande naar Amerika, in die zon van hartelijke, ware poëzie weder gekoesterd, en heb ontdekt dat Longfellow's gedichten de beste voorbereiding zijn voor een bezoek aan de | |
[pagina 227]
| |
nieuwe wereld; ze zijn een stemmend praeludium, dat het groote werk begrijpen doet. Men neemt zijn boeken op en bladert ze door; telkens wordt de aandacht geboeid en ‘Like the odour of brine from the ocean
Comes the thought of other years.’
De overgang van oude naar nieuwe wereld wordt gemakkelijk en geleidelijk gemaakt; men wordt niet plotseling gescheurd van de traditiën, het verleden en de oude beschaving welke men liefheeft. Wanneer Lowell de amerikaansche staatkunde in geestige verzen hekelt, wanneer Mark Twain of Artemus Ward met grappige, groteske overdrijving spotten en vroolijk zijn, dan smaakt de amerikaansche humor aanvankelijk als iets vreemds en ongewoons. Edgar Poe en Bret Harte zijn twee andere schrijvers, die beiden eveneens op ongewone, nu en dan buitensporige, schoon machtige en aangrijpende wijze de pen voeren, en van wie men beseft en gevoelt dat ze in Europa anders zouden hebben gedacht, zich verschillend zouden hebben uitgedrukt. Doch Longfellow is de schakel die oude aan nieuwe wereld verbindt. Die groote nieuwe wereld van het Westen is met onverbreekbare banden gehecht aan het Oosten, aan Europa en Azië, en eer de engelsche taal verrijkt wordt met een amerikaansche letterkunde, welke nationaal westersch en niet engelsch is, moeten er dichters en schrijvers zijn, die den overgang geleidelijk en harmonisch maken, opdat de eene letterkunde een voortzetting van de andere zij. Indien er geen Longfellow geweest ware, zou men gevoeld hebben dat hij noodig en onontbeerlijk was, gelijk Leverrier de behoefte berekende welke het planetenstelsel aan Neptunus had. Longfellow trad op als dichter voor een jong volk van plotseling meerderjarig verklaarden, een volk van lezers en weetgierigen, erfgenamen van de machtige, grootsche letterkunde van Groot-Brittannië, doch niettemin verlangende naar eigen stemmen, naar kunstenaars die de muziek vertolkten van Mississippi en Niagara, naar zieners die voor den oneindigen | |
[pagina 228]
| |
horizon oog hadden en de wolkschaduwen begrepen, die met ijlenden spoed dagen aan dagen over de prairieën snelden, van Californië tot den mond van den Hudson. Amerika had een voorbereider in de letterkunde noodig, die verhinderen zou dat haar kunst ruw, aanmatigend, woest en schreeuwend werd. En Longfellow was die voorbereider. Met de tronen en altaren van het verleden dweept de fijn beschaafde dichter, die der machtige democratie liefde voor vorm, eerbied en ontzag voor het verleden zal inboezemen, die door zijn voorbeeld prediken zal dat oorspronkelijkheid geen losbandigheid en wilde uitspattingen van ruwe kracht als uiting noodig heeft, dat Amerika een Engeland en Duitschland in het groot is, en de roemrijke tradities dier landen in eere houden en als uitgangspunt handhaven moet. Als volgde hij een van te voren beraamd plan, door een Sainte-Beuve den jongen dichter van een nieuw volk voorgeschreven, wendt hij naar Engeland en Duitschland in zijn jeugd zijn schreden en bestudeert hij daar volk en letterkunde. Hij leert het feudalisme kennen en begrijpen; de dorpskerken, de normandische kasteelen, de oude abdijen en gothische kathedralen; de treffende herinneringen van een duizendjarige historie spreken hem toe uit de vruchtbare dalen van Engeland, en in zijn groene weiden, op zijn heuvelen en krijtklippen leert hij 't verleden en heden begrijpen van dat onvergelijkelijke eiland. En toen trok de Rijn hem aan. Wij, die in onze jeugd Hyperion gelezen hebben en met hem te Rolandseck vertoefden, met hem langs Andernach naar Zwitserland gingen, leerden aan Longfellow's hand den Rijn liefkrijgen, en velen onzer gaan nooit in trein of stoomboot langs het altijd schoone, eeuwig jonge Rolandseck en de Drachenfels, of we denken aan Longfellow, die den Rijn lief had en vertolkte. Hij zwierf in de schoone, heldere Junidagen zijner jeugd naar Heidelberg en den Neckar, langs de korenvelden en dennebosschen van het liefelijke Odenwald; hij dwaalde over de zonnige wijnbergen door Baden en Wurtemberg en hij bezong Duitschland, het schoone oude Germanje, met welks letterkunde hij | |
[pagina 229]
| |
zich doordrong, welks noordsche sagen en naïeve balladen, hij van buiten leerde, terwijl hij luisterde naar de verre echo van de tradities en legenden uit den tijd der Niebelungen. En als de zwerver uit het Westen, in het dal van de Pignitz tusschen de blauwe heuvels van Franconië komende, het tooverwerk in steen van de St. Sebaldskerk te Neurenberg ziet, dan zingt hij een lied, dat Duitschland zal doen opdoemen voor de verbeelding der jeugd in Amerika. Quaint old town of toil and traffic, quaint old town of art and song,
Memories haunt thy pointed gables, like the rooks that round them throng:
Memories of the Middle Ages, when the emperors, rough and bold,
Had their dwelling in thy castle, time-defying, centuries old;
Everywhere I see around me rise the wondrous world of Art:
Fountains wrought with richest sculpture standing in the common mart;
And above cathedral doorways saints and bishops carved in stone
By a former age commissioned as apostles to our own.
Here, when Art was still religion, with a simple, reverent heart,
Lived and laboured Albrecht Dürer, the Evangelist of Art;
Hence in silence and in sorrow, toiling still with busy hand,
Like an emigrant he wandered, seeking for the Better Land.
Emigravit is the inscription on the tombstone where he lies;
Dead he is not, - but departed, - fort the artist never dies.
Fairer seems the ancient city, and the sunshine seems more fair,
That he once has trod its pavement, that he once has breathed its air.
Through these streets so broad and stately, these obscure and dismal lanes,
Walked of yore the Mastersingers, chanting rude poetic strains.
Vanished is the ancient splendour, and before my dreamy eye
Wave these mingling shapes and figures, like a faded tapestry.
Ik heb slechts enkele coupletten aangehaald van het vers aan Neurenberg gewijd, doch men zoeke het op en herleze het; wat ik overschreef is echter voldoende om te herinneren hoe hij Duitschland's verleden en de kunst der middeleeuwen waardeerde. Teruggekeerd in Amerika, verdiept hij zich niet gelijk een | |
[pagina 230]
| |
oudheidkenner in dat verleden, en schimpt hij niet, gelijk een vulgaire geest zou doen, op het ruwe en onrijpe dat hem omringt, om intusschen Europa's gouden verleden te idealiseeren. Neen, hij ziet om zich en vraagt aan het verleden en heden van eigen land de stof voor zijn kunstwerken. ‘For the structure that we raise,
Time is with materials filled;
Our to-days and yesterdays
Are the blocks with which we build.’
Hij vergat Europa niet, maar toont het, welke schoone toekomst het groote, rijke, jonge Amerika, dat een nieuwe beschaving voorbereidt, biedt aan de duizenden, die in de oude wereld verdrukt zijn en honger lijden. Hij sprak dertig jaar geleden het opperhoofd der Omawhaws toe, die treurde over de nadering der blanken en over de treinen landverhuizers die westwaarts togen, zeggende: Ah! 't is in vain that with lordly looks of disdain thou dost challenge
Looks of dislike in return, and question these walks and these pavements,
Claiming the soil for thy hunting-grounds, while downtrodden millions
Starve in the garrets of Europe, and cry from its caverns that they, too,
Have been created heirs of the earth, and claim its division!
..................................
Lo! the big thunder-canoe, that steadily breasts the Missouri's
Merciless current! and yonder, afar on the prairies, the camp-fires
Gleam through the night......................
..................................
It is a caravan, whitening the desert where dwell the Camanches!
Ha! how the breath of these Saxons and Celts, like the blast of the east-wind,
Drifts evermore to the west the scanty smoke of thy wigwams.
Longfellow heeft 's kunstenaars tol betaald aan zijn vaderland, door aan menige plek wijding en poëtische aantrekkingskracht te geven met zijn liederen, door amerikaansche namen uit te spreken met den klemtoon des dichters die onvergetelijk maakt. Wat heeft de Génestet de duinen en dennen van Bloemendaal niet poëtisch en aantrekkelijk gemaakt, door ze lief te hebben en te bezingen! Op dezelfde wijze gaf Longfellow | |
[pagina 231]
| |
melodie aan menigen amerikaanschen naam. Die Evangeline kent, haalt telkens regels vol zeggingskracht aan, als hij door Amerika reist: ‘From the cold lakes of the North to sultry southern savannas. -
‘From the bleak shores of the sea to the lands where the Father of Waters
Seizes the hills in his hands, and drags them down to the Ocean.
Wanneer men langs Ohio en Mississippi gaat herdenkt men zijn: ‘............... Far down the Beautiful River,
Past the Ohio shore and past the mouth of the Wabash,
Into the golden stream of the broad and swift Mississippi
Floated a cumbrous boat’......................
..................................
Onward o'er sunken sands, through a wilderness sombre with forests,
Day after day they glided adown the turbulent river.’
Hij beschrijft de geheele vaart langs de Mississippi, de silvery sand bars waar de pelikanen waden, de huizen der planters te midden der negerhutten, en toont hoe, als de groote rivier de gouden kust van de golf nadert, ze zich in bayous, in doolhoven van trage, sluimerende, troebele wateren verliest, terwijl cypressen, met banieren van het lange fladderende spaansche mos omhangen, hun spookachtige armen over de wateren uitstrekken. ‘Over their heads the towering and tenebrous boughs of the cypress
Met in a dusky arch, and trailing mosses in mid air.
Waved like banners that hang on the walls of ancient cathedrals.’
Deze laatste vergelijking zal den reiziger in het Zuiden, die langs de Mississippi en de golf van Mexico gaat, telkens in gedachten komen. En als hij in het najaar door de bosschen van Amerika dwaalt en den Indian summer geniet, dan zal een ander beeld van Longfellow eveneens een uiting aan zijn gevoel van bewondering bieden: ‘Filled was the air with a dreamy and magical light; and the landscape
Lay as if new-created in all the freshness of childhood,
| |
[pagina 232]
| |
Peace seemed to reign upon earth, and the restless heart of the ocean
Was for a moment consoled.....................
.................................
While arrayed in its robes of russet and scarlet and yellow,
Bright with the sheen of the dew, each glittering tree of the forest
Flashed like the plane-tree the Persian adorned with mantles and jewels.
Ik wil niet meer aanhalen, en dus zelfs geen woord spreken van Hiawatha, Longfellow's meesterwerk, den heldenzang vol gevoel en humor der prairieën, welke meldt hoe Hiawatha, de zoon van den Westenwind, als de Hercules van het Westen, beschaving brengt onder de Indianen. Doch wat ik aanhaalde was voldoende om aan te toonen, hoe de gedichten van Longfellow een praeludium zijn, dat van de macht en schoonheid van Amerika een voorgevoel geeft, de letterkunde van het Westen aan die van het Oosten schakelende met een gouden keten van liederen en zangen. |
|