| |
| |
| |
Amerikaansche engelen, reporters en schouwburgen.
In de maand December, op een helderen, vroolijken morgen, toen het even vroor, langs Booth's Theatre gaande, wees de journalist, die mij begeleidde, mij een 200 vrouwen en meisjes, die ongeduldig voor de deur stonden te wachten. ‘De directeur heeft geadverteerd voor engelen die hij noodig heeft in een stuk dat na Kerstmis gegeven wordt. Laat ons de engelen eens de revue doen passeeren!’ Zoo gezegd, zoo gedaan, en daar stond ik weldra omgeven door adspirant cherubims uit New-York, Brooklyn, Jersey en Hoboken. Ik had mijn pels nog aan, waarvan mijn ondeugende metgezel misbruik maakte om links en rechts te vertellen dat ik een tooneel-directeur uit Europa was, die een amerikaansch ballet wilde monteeren. Ik bespeurde dit eerst na eenigen tijd aan de beleefdheid der bejaarde dames, die als trouwe kloekhennen voor haar blonde kuikentjes zorgden, en vooral mijn kennis den reporter, op eerbiedigen afstand hielden van hare dochters. Een lief, frisch meisje, met een onschuldig, fijn gelaat, werd door haar vader begeleid, die, twistziek en ongeduldig als hij was, erg in het ootje genomen werd door een drietal verslaggevers, die op de brutaalste wijze overal doordrongen, iedereen vragen deden, en nota's namen voor een pikant opstelletje in hun courant. Opmerkelijk was het dat verreweg de meeste meisjes één zelfde type vertoonden. Slanke magere figuurtjes, mooie, groote, donkere oogen, een niet zeer kleine mond, een mager gelaat, en een levendige, volkomen
| |
| |
uitgeslapen uitdrukking, welke mij overtuigde dat ze alles opletten, en steeds gereed waren met een antwoord of een besluit.
Er was een dikke jufvrouw, die zeker in de veertig was, en een uitzondering maakte door haar blozende, ronde wangen en haar zware gestalte.
‘Komt u, als ik vragen mag, voor uw dochter?’ vroeg de vader van het mooie meisje.
‘Neen, mijnheer!’ werd bedeesd en zachtkens, schier fluisterend geantwoord. ‘Ik wil pogen zelf als engel te worden aangenomen!’
De arme ziel! Haar antwoord was door mijnheer den verslaggever gehoord, en dadelijk klonk zijn onbeschaamde vraag: ‘Maar madame, is u niet wat te oud voor een engel?’
Het bedeesde gelaat veranderde bliksemsnel in dat van een furie.
‘What's that your business, sir? What right have you to ask me how old I am? I suppose I have just as good a right to be an angel as anybody else, and that too without any impertinence from saucy young men. So, sir, you had better go right away from me and attend to your own business. You certainly want to be a devil, and goodness knows you are ugly enough for two!’ en tevens draaide ze hem haar breeden rug toe, onder algemeen gelach.
‘Ik heb eerbied voor eene vrouw die weet te antwoorden,’ merkte nu met onverstoorbare kalmte de reporter op, ‘en het gaat mij aan het hart dat ze niet geplaatst zal worden. Maar er is geen wolk die haar houdt, niettegenstaande al de wolken pas gerepareerd zijn. 't Is toch vreemd dat vrouwen altijd boos worden, wanneer men naar haar leeftijd vraagt, zoodra ze eens de vijftig achter den rug hebben.’
Doch nu draaide de beleedigde engel zich om, ten strijd gereed en de plager begon behendig den terugtocht, den arm voor het gelaat houdende als een kleine jongen die vreest slaag te krijgen, en uitroepende: ‘och engel, sla mij niet met je harp!’
‘Plaag dat arme mensch niet zoo!’ zeide een fatsoenlijke, deftige dame in den rouw, die met twee dochters uit Jersey City gekomen was.
| |
| |
‘Uwe dochters zijn heusche engelen en gij zijt een beschermengel,’ klonk het antwoord. ‘Wat een engelachtige familie!’ Doch tevens gaf hij de moeder een aanwijzing wat ze doen zou, en hij hielp haar zoo voort dat ze het eerst werd toegelaten.
‘Die meisjes zien er lief uit, hebben blond haar en een fatsoenlijke moeder, zoodat ze zeker geplaatst worden,’ zeide hij. ‘Ik heb haar mijn kaartje gegeven en nu krijg ik zeker bij gelegenheid wel er eens inlichting of een nieuwtje. Dan is mijn moeite betaald!’
Een vermakelijker voorbeeld van den verslaggever, die alles weet, zich overal te huis gevoelt, en door plagerij, vriendelijkheid, onbeschaamdheid en goedhartige vroolijkheid steeds zijn zin krijgt, zag ik nooit, dan deze amerikaansche reporter, die mij in twee avonden al de voornaamste schouwburgen van New-York wilde laten zien, overal inliep, op zijn wenken bediend werd, iedereen kende, en op straat, in den schouwburg, en in den luchtspoorweg telkens notities nam.
‘Als ge iets weten wilt, dan moet ge het immers vragen!’ antwoordde hij mij, toen ik hem vroeg, hoe hij een rechter, dien hij ontmoette, had durven vragen naar de vermoedelijke afloop van een proces dat veel belangstelling wekte. ‘Een man kan mij niet zeggen: “neen, waarde heer, ik mag u hierop werkelijk niet antwoorden!” zonder dat ik iets, dat ik weten wilde, van hem leer of begrijp. Ga even mede,’ en meteen snelde hij een trap op, presenteerde mij ijlings aan vier, vijf heeren, vroeg: ‘Is er iets nieuws?’ en was toen weer op weg. ‘Dit was nu ons eigen policie-bureel,’ zeide hij. ‘Wij en een paar andere kranten hebben elk een kantoor, of een paar kamers vlak tegenover het bureau waarheen alle misdadigers en wetsovertreders, die 's nachts zijn gevangen genomen, worden gebracht. Wij zien en hooren dus alles, hebben steeds een klerk op den uitkijk, die ons telephoneert wat we weten willen. Hulloh! daar is een stantje (a row)!’ en meteen was hij weg.
's Avonds haalde hij mij af, steeds onvermoeid, vroolijk pratende, mij uithoorende, en mij een volgeschreven notitieboekje toonende, waarin hij had opgeschreven hoe hij, nadat hij mij
| |
| |
verlaten had, een der meest bekende bankiers geinterviewd had over een voorgenomen ‘consolidatie’ van telegraaflijnen, of ‘de beroemde samenzwering der bankiers tegen het publiek’, gelijk hij de overeenkomst noemde.
Van een dergelijke ondervraging van een der ‘grands de la terre’ door een detective van de amerikaansche pers, vertel ik later een en ander. We moeten nu op weg naar de schouwburgen, waarvan ik echter zeer weinig te vertellen heb. Het eigenaardigste scheen mij het Madison-Square Theatre, dat echt amerikaansch is, doordien men het overwicht heeft gegeven aan de machinerieën en het publiek trekt door wonderen van werktuigkunde, welke de vervelende entre-actes verbannen. De schouwburg heeft namelijk een dubbel tooneel (Mackay's double stage). Het eene tooneel met al de decoraties verdwijnt in de diepte, en van omhoog daalt een andere vloer neder, geheel bedekt met wat voor de volgende acte noodig is. De decoraties zijn bijzonder schoon; frissche lucht, door stoom verwarmd of door ijs verkoeld, wordt toegevoerd, en de gebruikte lucht door ingewikkelde toestellen snel verwijderd. Men zit er gemakkelijk en heeft weinig last van de muziek, daar de artistes met bassen, trombones en cornets-à-piston ergens in de hoogte, boven een groote boog zitten. Het gordijn is uit een groote lap geborduurd satijn gemaakt, en wordt geadverteerd, als bijzonder duur en kunstig bewerkt. Bovendien heeft men ook nog een aantal tooneelspelers, die mij zeer middelmatig toeschenen.
Mijn manier om den schouwburg te beschrijven is slaafsch gevolgd van de advertenties die den roem van Madison Theatre verkondigen. Men oordeele:
MADISON SQUARE THEATRE.
24th St., adjoining Fifth Ave. Hotel.
The Most Beautiful Theatre in the World.
The Double Stage,
Elevated Orchestra,
Perfect Ventilation,
Embroidered Curtain,
| |
| |
(It is the most expensive and most beautiful Drop Curtain ever seen. It is entirely embroidered in silk and satin, and is an exquisite specimen of decorative art, and the most extensive piece of decorative work of the kind ever made.)
Exquisite Decorations,
and
The Most Successful Play ever produced in America.
Het tooneelstuk, waarvan als bij postscriptum melding wordt gemaakt, was een ‘comedy-drama’ en heette hazel kirke; het was tien maanden achtereen avond aan avond opgevoerd, zoodat de acteurs hun rollen goed kenden, doch het melodrama was vrij vervelend, en de acteurs middelmatig. In de geheele anglo-saxische wereld aan weerszijden van den oceaan, verheft het tooneelspel zich bijna nooit tot een goed ensemble. Nu en dan treedt een genie op, maar de meerderheid der acteurs wordt niet opgevoed, niet getraineerd gelijk men in Engeland zeggen zou. De vraag moet het aanbod ook regelen in de tooneelwereld. De eischen van het publiek zijn zelden hoog; opgeschroefde taal en valsche pathos worden vaak zeer bewonderd; men beseft niet voldoende welk een lange voorbereiding, welke geroutineerde kunst noodig is om een Coquelin in staat te stellen zijn publiek te dwingen tot lachen. De Comédie Française wordt door Engelschen en Amerikanen bewonderd, maar niets wordt gedaan om haar na te volgen. Ik leerde in Amerika onze Nederlandsche Tooneelschool op nieuw hartelijk waardeeren. Men heeft bij ons beseft, dat het tooneel geen gewone handelsonderneming is, en dat acteurs even goed langzamerhand hun kunst moeten leeren als schilders of vioolspelers.
De illusie dat wat op het tooneel geschiedt waar is, de indruk waardoor men lijdt met Othello of geniet met Figaro, worden enkel verkregen door het spel der acteurs, niet door het realisme van decoratie en schikking op het tooneel. De menschen verdienen schier alle, de werktuigen en de coulisses slechts ondergeschikte aandacht. Doordien men dit in Amerika niet beseft, is een groote actrice als Clara Morris gedeeltelijk bedorven. Sarah Bernhardt had New-York een paar weken verlaten voor
| |
| |
dat ik er kwam, doch ieder sprak er nog van hoe zij onmiddellijk miss Clara Morris was gaan zien, en zoo diep bewogen was door haar spel, dat ze haar weenende omhelsd had. Ieder die miss Morris in Article forty-seven of Alexis gezien heeft zal dit begrijpen. Haar aandoening schijnt echt en uit het hart te komen, doch terwijl ze nu en dan treft en roert, is ze zoo slecht onderwezen en opgeleid, dat ze telkens en telkens de illusie verstoort, doordien ze nooit geleerd heeft zich zelve geheel in handen te hebben, en stem en houding te bedwingen.
In het Union Square Theatre speelde men Daniel Rochat. ‘Niet onverdienstelijk’, zou ik zeggen als ik in twee woorden mijn meening moest duidelijk maken. Er is bij menigen acteur veel verve en kracht van uitdrukking; maar ze schieten te kort in het stille spel; ze leven hun rollen niet; ze hinderen door een zeker gemis aan tact, aan fijnheid van toets, dat men beter gevoelen dan omschrijven kan.
De schouwburg waar ik mij het best vermaakte was het Byou Opera House, dat onder directie staat van een geestigen, talentvollen Ier, en waar op keurige wijze lichte, vroolijke operettes werden gegeven. Salvini hoorde en zag ik twee keer, doch hij werd bijgestaan door amerikaansche acteurs en actrices, die tot een onbedaarlijk lachen dwongen door hun houten spel, steenen gezichten en bromstemmen.
Het is te dwaas om een groot acteur met een ontzettend realisme, vol hartstocht te zien spelen en in het liefelijk Italiaansch te hooren spreken, terwijl een paar houten poppen uit de poppenkast staroogende om hem heen stappen, en door hun neus, met snijdende stem en een amerikaansch accent sprekende, hem antwoorden. De Amerikanen zijn nog geen ‘dramatisch volk’, gelijk ik een Amerikaan de Franschen hoorde noemen. Ze hebben geen groote voorliefde voor het tooneel en schijnen tevreden te zijn met middelmatig spel en mooie decoraties. Waren ze ‘een dramatisch volk’, dan zoude thans een groot tooneelschrijver in hun midden moeten opstaan. Men kan niet door Amerika reizen zonder getroffen te worden door honderde verkeerdheden, dwaasheden, overdrijvingen in het staatkundig en maatschap- | |
| |
pelijk leven, welke enkel op het tooneel gehekeld, enkel door het tooneel verbeterd zouden kunnen worden.
Wat die bewonderenswaardige kunstenaar van een Thomas Nast weleer gedaan heeft in Harpers Weekly, om door zijn geestige spotprenten de Tammany Ring omver te werpen en Tweed te ontmaskeren, zou op het tooneel, met oneindig grooter uitwerking kunnen gedaan worden, zoo er in het land tooneelschrijvers en tooneelkunstenaars waren met de helft van de vis comica en de geest van Nast. Indien Amerika in zijn tegenwoordigen staat van ontwikkeling geen groot tooneelschrijver voortbrengt, nu de onderwerpen letterlijk voor het grijpen zijn, dan krijgt het land er waarschijnlijk nooit een, en is het bewijs geleverd dat ‘the Americans are not a dramatic people.’
|
|