| |
| |
| |
De straat der paleizen.
In New-York noemen ze u Fifth Avenue, o straat der Paleizen! en ze doen u grievend onrecht. Fijner was het instinct, artistieker de aanleg van die groote burgers der wonderstad van een europeesche republiek, die in de 17de eeuw hun bocht van zich in het water spiegelende paleizen de Heerengracht noemden. Doch bij welken naam men de Heerengracht van New-York ook noeme, ze is weergaloos schoon, en dwingt zeker haar naam eens een welluidenden klank te krijgen.
Fifth Avenue is een straat van heerenhuizen, hotels en kerken. Als men voor de witmarmeren kathedraal van St. Patrick bij 50th Street staat en naar de zijde van downtown van de beurs en de straten met kantoren kijkt, dan ziet men twee mijlen ver een onafgebroken rij bijzonder schoone huizen, boven welke de daken en torens uitsteken van acht nieuw-gebouwde kerken in licht bruinen steen opgetrokken. Wendt men zich rechts, dan ziet men de straat zich naar de zijde van Central Park in het verschiet verliezen, en boven de takken der boomen, die van ijzel glinsteren, verheffen andere kerktoren zich, door de winterzon beschenen.
Een straat kan dunkt mij even gemakkelijk te breed als te smal zijn, doch in deze Avenue is er een opmerkelijke evenredigheid tusschen de breedte der straat en de hoogte der huizen. Wat iemand die aan onze schilderachtige hollandsche steden gewoon is, aangenaam treft is de verscheidenheid van vorm en
| |
| |
tint der woningen. De drukkende eentonigheid der Rue de Rivoli, die een repeteerende som van daken en gevels is, vindt men hier niet, en er zijn niet zoovele boomen in de straat dat ze des zomers de gevels aan het oog onttrekken.
Wanneer men denkt aan al de verschillende bouwstoffen waaruit de huizen zijn opgetrokken, dan is het opmerkelijk hoe de kleuren en tinten harmonieeren, daar dit min of meer een gelukkig toeval moet zijn. Van new-yorkschen brown-stone zijn vele huizen en kerken gebouwd, en de kleur van dezen steen is bijzonder zacht en aangenaam voor het oog. Ik vernam echter dat de kleur niet rijpt, noch dieper en warmer wordt door de jaren. Op de hoek van Fifth Avenue en Fifty-seventh street zag ik een oud-hollandschen gevel van baksteen en de ‘Litlle Church around the Corner’ in Twenty-nenth street is ook oudhollandsch.
Allerlei stijlen vindt men zij aan zij, en de gothische bouworde is bij tal van heerenhuizen gevolgd; soms wordt men aan stadhuizen in Vlaanderen, soms aan oude woningen in het Noorden van Frankrijk herinnerd. Johnny Bouquet, die in de New-York Tribune zijn wandelingen door de stad vertelt, zegt: ‘Gothische vormen zijn dierbaar aan het Engelsch sprekende ras; het wordt er door aangetrokken, geloof ik, omdat ze de natuur zoo getrouw volgen. Zoo ge een veldbloem neemt en haar onder den mikroskoop plaatst, zult ge zien dat de bloem gothisch is, en gevormd werd uit leunende, buigende, overhellende deelen. Ze is niet stijf en hoekig als de grieksche bouworde, waarbij het mathematisch verstand van den mensch werd gevolgd, en niet de lessen werden ter harte genomen van de wouden en van de booten op zeeën waar kusten met hooge dennen begroeid zijn. Wij Amerikanen zijn ook gothisch of germaansch - wat bijna hetzelfde is - en voor den geur van de dennebosschen hebben we een groote voorliefde.’
Hij zegt dit naar aanleiding van een der huizen, welke de heeren Vanderbilt in Fifth Avenue thans oprichten. Mij bekoorde het niet zoozeer, doch ik kan er niet goed over oordeelen, daar het nog niet geheel gereed was. In New-York echter bewonderde men dit huis bijzonder. Het wordt van Ohio- | |
| |
kalksteen gebouwd, terwijl de beide andere Vanderbiltpaleizen van brown-stone zijn. Een van deze paleizen bestaat uit drie gebouwen naast elkander tusschen Fifty-first- en Fifty-second street. Het hoekhuis zal tot residentie dienen van den spoorweg-koning William H. Vanderbilt zelven en de beide andere zijn bestemd voor zijn dochters, mevrouw Elliott F. Shepard en mevrouw William D. Sloane. De drie huizen zijn zeven honderd voet lang en de eerste verdieping der huizen loopt door, zoodat bij een groote receptie een rij van veertien zalen kan geopend worden voor de bezoekers. Boven de eerste verdieping zijn de huizen geheel van elkander afgezonderd. Voor den grond betaalde de heer Vanderbilt 500.000 dollars, en toen ik in New-York was onderhandelde hij, naar men mij mededeelde, met het bestuur van een weeshuis om voor een andere 500.000 dollars een lap gronds vlak tegenover hem te koopen, ten einde daarvan een stads-tuin te maken, daar hij gaarne op boomen en bloemen wilde uitzien.
Voor het houtwerk in gangen en kamers zijn de kostbaarste houtsoorten van de geheele wereld gekozen en fransche, vlaamsche en amerikaansche beeldhouwers zijn aan het werk om het te bijtelen. Drie meubelmakers zijn sinds twee jaar aan het werk voor den spoorweg-koning, en New-York en Parijs wedijveren in deze. De heer John B. Snook is de architect, wiens eerste werk, geloof ik, de oprichting dezer huizen is. Sinds maanden is hij aan het koopen van antiquiteiten en kostbaarheden voor den heer Vanderbilt. Uit Parijs bracht hij oude geschilderde plafonds en gebeeldhouwde trapleuningen mede, terwijl hij ook de beroemde Ghibetti-deuren, welke als voordeur dienst zullen doen, voor 20.000 dollars daar kocht.
De architekt van het huis, dat de heer William K. Vanderbilt in Fifth Avenue bouwt, is de heer R.M. Hunt, die het opricht in den overgangsstijl tusschen fransche Gothiek en Renaissance. Een ronde toren vormt een der hoeken, en over breede marmeren treden stijgt men tot de voordeur, die negen voet breed is. Het gebouw zal, de grond niet medegerekend, 400.000 dollars kosten.
In dezelfde Avenue, op de hoek van Fifty-seventh street bouwt,
| |
| |
de heer Cornelius Vanderbilt zijn paleis, waarvan de heer George B. Post de architekt is. Twee straten verder wordt op de hoek van Fifth Avenue in de Queen Anne style een reusachtig huis, dat 300,000 dollars kost, door den architekt Kentnel gebouwd voor den heer Ogden Goelet, terwijl dezelfde architekt iets verder voor den heer Robert Goelet een dergelijk huis voor denzelfden prijs bouwt.
Op den hoek van Fifth Avenue en Thirty-fourth street staat het wit marmeren gebouw, waar de weduwe woont van den heer A.T. Stewart, die als een arme iersche jongen in New-York landde, en met zijn winkel millioenen verdiende. Zijn marmeren paleis heeft twee millioen dollars gekost; voor enkele der korinthische marmeren pilaren van de vestibule werden 4000 dollars het stuk betaald. Het huis is niet bijzonder fraai, doch het had voor mij groote aantrekkingskracht door een spookachtige legende, welke het van nieuwheid glinsterende paleis iets geheimzinnigs geeft. Toen de heer Stewart het huis van de aannemers in ontvangst zou nemen had hij een twist met een der onderbazen, een ruwen kerel, die slecht ter naam stond. Deze man begon te razen en te schelden en vervloekte het huis, den duivel smeekende het te laten invallen zoodra Stewart er een voet inzette. En het duurde een paar jaar eer den heer Stewart te bewegen was zijn huis binnen te treden. Toen hij kort daarna overleed, werd zijn lijk gestolen uit het kerkhof van St. Marks, waar het begraven was totdat de kathedraal van Garden City gereed zou zijn. In den nacht van 6 November 1878 werd het ontvoerd, en ofschoon de weduwe 50.000 dollars aanbood, zoo het terug werd gebracht, opdat het in gewijde aarde zou rusten, hebben de misdadigers het lijk nooit terug gegeven. De heer Alexander Stewart, wiens wit marmeren paleis een zoo dramatische geschiedenis in de gedachten herroept, was een weldoener van duizenden.
De kathedraal waarin hij wenschte begraven te worden, werd met de geheele stad, in wier midden ze staat, door den heer Stewart gebouwd. Hij bouwde Garden City met het doel om fatsoenlijke burgers, die van een klein inkomen moeten leven, een aangenaam t'huis te bezorgen. Daarom kocht hij voor
| |
| |
450,000 dollars Hempstead vlakte, welke 10,000 acres groot is en op vier uur gaans van New-York ligt. Hij begon met boulevards aan te leggen, die 27 engelsche mijlen lang en 80 voet breed waren, en waarlangs hij 50,000 boomen plantte. Hierop ving hij met het bouwen der huizen aan, welke hij, met tuinen van voren, 75 voet van de straat af zette. Hij had het plan gevormd, op deze wijze langzamerhand 10,000 woningen voor kantoorbedienden en beambten op te richten. De huizen zouden het eigendom der stad zijn en blijven en de huushuur zou dus tevens als stedelijke belasting strekken en de scholen onderhouden. Langzamerhand zou de stad zeer rijk worden, en moest dan zooveel mogelijk de kunst bevorderen door musea en kunstscholen op te richten. De dood van den heer Stewart verhinderde dat dit plan geheel tot rijpheid kwam, doch het land en de begonnen huizen werden bij testament aan het doel dat hij beoogde, gewijd en de heer Hinsdale poogt zooveel mogelijk het oorspronkelijke plan te volgen. De paar duizend bunders, waarover de stad zich later kan uitbreiden, worden nu bebouwd, en brengen graan, haver en hooi op. De grootste boerderij, oost van de prairieën, kan uit New-York dus op een dagje heen en weer bezocht worden - men gaat er heen per Long Island railroad, - en men kan dan niet alleen de nieuwste werktuigen aan den arbeid zien voor bebouwing van land, maar ook voor onderhoud en bediening eener stad. In het gebouw waaruit de stad van drinkwater voorzien wordt, zijn ketels die stoom maken, welke, door pijpen naar de stad gezonden, tot verwarming der huizen dient. De kathedraal is op den toren na af en de geheele aarde is cijnsbaar gemaakt voor de marmeren pilaren welke haar tot sieraad strekken. De St. Paul Cathedral-school, welke daarnevens is opgericht, heeft plaats voor 300 kostleerlingen en 300 dagjongens. Voortreffelijk is het gebouw ingericht en onder anderen is voor de knapen een witmarmeren zwembad gebouwd, dat zeventig voet lang en dertig
voet breed is.
Mevrouw Stewart geeft voortdurend nieuw kapitaal, om het plan van haar echtgenoot te voleinden en zij heeft verleden jaar o.a. nog land en geld gegeven voor twee kerkelijke scholen,
| |
| |
terwijl zij voornemens is om het katholieke seminarie van het diocees van Long Island te Garden City te bouwen, en het de noodige fondsen voor onderhoud te geven. De bisschop zal zich in de nieuwe stad vestigen.
Wij gelooven dat in beginsel besloten is, alle gezindten toe te laten, doch tot nu toe was er nog geen groote aanvraag om in de modelstad te worden opgenomen. Niet onwaarschijnlijk zal de heer Hinsdale er toe moeten overgaan om ook huizen te verkoopen en de reglementen en voorschriften iets minder strikt te maken, daar de vrijheidlievende Amerikanen niet te veel banden en beperkingen dulden willen.
Het plan van den heer Stewart was echter grootsch en zal in elk geval honderde burgers helpen in de worsteling van het bestaan.
Opmerkelijk is het welke voorliefde de Amerikanen hebben voor alles wat grootsch en breed opgezet is. Een plan als dat van den heer Stewart, om alleen een geheele stad te bouwen, is populair en echt amerikaansch. Horace Greeley van de Tribune volgde het voorbeeld en kocht in 1870 100,000 acres goed land in Colorado, waar hij de stad Greeley bouwde, die nu meer dan 2000 inwoners telt, en de stad welke de heer Pullman bij Chicago bouwt is nog veel grooter.
Men houdt van alles wat groot is en zoo wedijvert men op het oogenblik in New-York wie het hoogste huis zal bouwen. ‘Andere steden groeien enkel in lengte en breedte, maar New-York wordt ook dikker - juist als ik’, zeide mij lachend een Amerikaan, die het beste bewijs leverde dat de typische lange, magere Yankee met een sik en holle kaken, al geen beter voorstelling geeft van de Amerikanen, dan de John Bull, dien de Franschen steeds afbeelden, dit van de Engelschen doet.
New-York groeit zeker in de dikte of hoogte; telkens worden nieuwe verdiepingen op de huizen geplaatst, en als dit zoo voortgaat zal men spoedig een New-York in de wolken hebben. Hiervoor zijn twee redenen. Er is in het centrale deel van New-York meer vraag naar kantoren en winkels dan er plaats beschikbaar is; en de lift of loodrechte spoorweg maakt
| |
| |
hooge verdiepingen, waar het luchtig en rustig is, en men een heerlijk uitzicht over zee of rivier geniet, aangenamer, frisscher en meer geld waard dan lage verdiepingen.
Een gebouw dat een goed denkbeeld kan geven van de soort van huizen, welke men in de city van New-York meer en meer gaat oprichten, is de winkel waarin de heer Stewart zijn groote fortuin verdiende. De voornaamste zijner winkels staat in Broadway, tusschen Ninth en Tenth street en wordt een ‘Dry Goods Store’ genoemd, omdat droge goederen, als manufacturen, hoeden, handschoenen, laarzen, enz. enz. daar verkocht worden. De winkel is acht verdiepingen hoog en van buiten en van binnen geheel van ijzer gebouwd, dat, wit geschilderd als het is, in de zon schittert en blinkt als ware het van bajonetten of zwaarden gemaakt. Al de verdiepingen naast elkander zouden zes bunders beslaan. Onophoudelijk rijzen en dalen de lifts, die de koopers naar de verschillende departementen laten zweven.
Dit gebouw was een der eerste reuzen, doch het is slechts dwerg, vergeleken bij de pyramides welke tegenwoordig gebouwd worden. Huizen van honderd voet hoog zijn niet langer merkwaardig, en men gaat suikerpakhuizen en piano-fabrieken van acht en negen verdiepingen voorbij, die weer in het niet verzinken bij de graanpakhuizen van Vanderbilt in Sixty-third street, welke honderd vijftig voet hoog zijn. Ik ben overtuigd dat deze behoefte, om steeds hooger en hooger huizen te bouwen, een geheel nieuwen bouwstijl in het leven zal roepen. De wolken in strevende, kan men de aardsche voorbeelden niet langer volgen. De dagbladen geven in hun gebouwen het voorbeeld, en als men New-York uit zee nadert, dan ziet men reeds van verre de hooge gevels van de paleizen waar de redacteuren van Tribune en Herald werken. Het hooge rood van het gebouw van de Tribune trekt overal het oog; het huis is bovendien met een toren gekroond, zoo grotesk en eigenaardig als men slechts verlangen kan. De Evening Post heeft een gebouw van tien verdiepingen, doch dit telt in vergelijking bijna niet mede. Ieder jaar worden er in de benedenstad meer en meer huizen met twee of drie verdiepingen verhoogd, en
| |
| |
het zegt iets ten gunste van de grondslagen, dat men dit zoo algemeen durft te doen. Als een voorbeeld van den reusachtigen omvang der huizen kan ik twee kruidenierswinkels noemen. De eene, die van den heer Schepp, is tien verdiepingen hoog; de andere, welke voor de heeren Francis A. Leigett & Co. gebouwd wordt in Broadway, heeft negen verdiepingen, elk van 10,000 vierkante voet oppervlakte. De muren zijn drie voet dik in den kelder en ongeveer drie voet daarboven. De onderste verdieping wordt van graniet en de anderen van baksteen met granieten pilaren gebouwd.
Een van de eigenaardigheden van New-York zijn de stoepen der huizen, die oorspronkelijk door de Hollanders zijn ingevoerd. Men noemt ze dan ook ‘stoops’, maar hun oorsprong is vergeten en Appleton's uitstekend boekje over New-York zegt: ‘the High stoop is peculiarly a New-York device - it is never seen abroad. Where the steps are broad we have a very charming and hospitable picture that is New-York in origin and so for distinctly american.’
In dit geval heeft New-York Nieuw-Amsterdam verloochend.
Doch we zijn langzamerhand een weinig uit ‘de straat der paleizen’ verdwaald naar die der winkels en moeten dus terug.
Fifth Avenue geeft haar naam aan een reusachtig logement; iets verder staat Brunswick Hotel, dat mij meer aantrok, en in welks fraai versierde benedenzalen men 's avonds de heeren en dames kan zien zitten, die na de voorstelling in den schouwburg daar gaan soupeeren. Nog vele andere hotels verheffen zich in de straat der paleizen, doch het schoonste en beste van allen is het Windsor Hotel bij Fourty-ninth street. Men kan zich de weelde, den goeden smaak en de volledigheid der comfortable inrichting moeielijk overdreven voorstellen. De heer Pullman, de groote millionair uit Chicago, van wien ik u later een en ander vertellen zal, verzekerde mij dat ik het mijzelf nooit vergeven zou, als ik bij mijn terugkomst in New-York daar mijn intrek niet nam. Zulk een voortreffelijk logement was er nergens, en ik ben het met hem eens geworden, toen ik zijn raad opvolgde en kennis maakte met dit prachtstuk uit het Westen, dat voor Oostersche beurzen echter bezwa- | |
| |
ren heeft. Het is een grappig gevoel voor een Europeaan, die aan het woord Oosterling gaarne in verbeelding zekeren gloed van goud en juweelen geeft, om van iersche en duitsche emigranten, als van lieden uit het oosten te hooren spreken. De wind waait uit een anderen hoek tegenwoordig en Westersche rijkdommen hebben die van het Oosten overschaduwd.
Voor hen die hiervan de volle overtuiging willen krijgen is niets zoo leerzaam als een bezoek aan een der Clubs van New-York. In Fifth Avenue staat onder andere op den hoek van Thirty-ninth street de nieuwe Union League club, en die dit monumentale gebouw, waarvan de eene gevel Renaissance en de andere Queen Anne is, bezoekt, zal de handen ineenslaan over den rijkdom van dit paradijs der ongehuwde heeren, dat volgens de oorspronkelijke plannen van den Arabier Aladdin versierd is.
Schooner dan deze club voor keizers en koningen, is echter de prachtige wit marmeren kathedraal van St. Patrick, welke, door den architekt Renwick gebouwd, aan Fifth Avenue het schoonste sieraad en zekere wijding tevens schenkt.
Ik ben bijzonder getroffen geworden door mijn bezoek aan deze kerk, welke de Roomschen - voornamelijk gesteund door de giften der arme iersche immigranten - gebouwd hebben, en die, op de torens na, af is. De kerk werd begonnen in 1858 en voor den dienst geopend in 1879. De torens zullen 330 voet hoog zijn. De kathedraal is reeds versierd met veel zinnebeeldig beelhouwwerk, doch van de menigte standbeelden, voor welke de nissen gereed zijn, is er nog geen geplaatst. Die van de 12 apostelen zullen het eerst worden opgericht. Het altaar werd in Italië uit wit marmer gehouwen, terwijl de schoon gekleurde vensters uit Chartres in Frankrijk kwamen. Het is een bijzonder schoon en edel gebouw in de versierde gothiek der 13de eeuw, doch wat aan den indruk natuurlijk schaadt is het glinsterend nieuwe, het glad-volmaakte, het comfortable en warme. De geheele vloer der reusachtige kerk is met een tapijt belegd; de lucht is door stoompijpen verwarmd tot 60 graden, en het marmer flikkert u toe als glanzend zilver.
Men denkt onwillekeurig aan de kathedralen van Europa,
| |
| |
gewijd door de traditie, gerijpt in de zon van duizend jaren, de schakels die ons aan het geïdealiseerde verleden binden, de wondere tolken en getuigen van een machtige godsvrucht, van een geduldig werken en volharden om den Allerhoogste te eeren, door ten hemel strevende tempels.
De kathedralen waren ‘de boeken der middeneeuwen’, gebouwen waaraan duizende historische en godsdienstige herinneringen verbonden zijn, waarvan elke steen en boog zijn legende heeft. Men ziet in gedachten de kleurige processies door de hooge grijze steenen lanen trekken en aanschouwt de kruisvaarders en bedevaartgangers, die, uit het Heilige land teruggekeerd, daar ootmoedig voor de altaren bogen.
Het witte marmer voert ons in verbeelding naar de kathedraal van Milaan; het is mij als zie ik opnieuw de marmeren vleugels, opgeheven handpalmen en zwijgende witte lippen van madonna's, engelen en heiligen; het Italië der middeleeuwen schijnt door de gloeiende, stralende boogvensters, door het teedere, schier heilige blauw en purper dier apostel-mantels en profetengewaden mij toe te spreken...... Ik kijk op en ben in Amerika, in een spiksplinter nieuwe kathedraal, die verrijst op grond, welke een jaar of wat geleden nog woest en ledig was. Doch juist door hieraan te denken schaamt men zich over de onrechtvaardigheid van elke vergelijking, en men brengt dan tevens hulde aan hen, die dit grootsche, edele bouwwerk in onzen tijd tot stand wisten te brengen. Dit marmer zal, gerijpt en gewijd door de eeuwen, later de poëtische kracht, de muzikale betoovering hebben, welke de kathedralen der middeleeuwen nu op ons uitoefenen.
Ik bezocht met een protestantschen vriend deze schoone kathedraal. Van zijn lippen hoorde ik een warme hulde aan al wat de roomsche geestelijkheid hier in New-York doet voor de evangelisatie en den physieken onderstand der behoeftige Katholieken. ‘Ze hebben hier hard werk,’ zeide hij, ‘doch de kerk van Rome beschikt over edele krachten. Van waar ze het geld krijgen is een wonder, want ze bouwen heerlijke kerken, maar geloof mij, ze verwaarloozen er de arme Ieren niet om.’
| |
| |
Ik deel dit getuigenis te eerder mede, omdat hij, die het uitsprak, het niet van hooren zeggen, maar door ervaring weet. Hij zelf doet veel - zeer veel - voor de arme wijken. Hij is een man van groot fortuin, die een druk kantoor heeft, doch hij vindt, hij maakt zich tijd om als armenverzorger heldenwerk te doen, en hij deelde mij mede wat hij door eigen aanschouwing weet.
Van hem hoorde ik een opmerking, welke mij zeer trof. Een kennis van hem, die met ons de kathedraal bezocht, had op veroordeelende, schouderophalende wijze gesproken van de magere gothiek en had op oud-wereldsch-cynische wijze al het mogelijke gedaan om ons genoegen te bederven. ‘Hij is een knappe, geleerde man,’ zeide mijn vriend toen hij ons verlaten had, ‘maar hij is wrang en ontstemd doordien hij aan niets meer gelooft. Hij mist daardoor het recht om over gothische kunst te spreken. Iemand bij wien het godsdienstig instinkt verstompt is, die de behoefte aan aanbidding niet gevoelt, geen diepen eerbied en heilig ontzag gevoelt bij de woorden ‘God’ en ‘Eeuwigheid’, is volkomen onbevoegd over de naieve kunst der middeleeuwen, over kathedralen en oud-italiaansche meesters mede te spreken.
‘Hij verloor het recht daartoe, al had hij in zes landen examen afgelegd als architekt en al kende hij alle boeken over aesthetica van buiten.
‘Men kan iets dat schoon en grootsch en tot eere van God bedoeld is niet beoordeelen en waardeeren zonder ernstige sympathie, zonder den wensch te koesteren van te begrijpen en te bewonderen.’
Ik geloof dat deze opmerking zeer waar is, want geleerdheid en wijsbegeerte brengen ons in de kunst slechts een klein eind weegs.
De wit marmeren St. Patrick's kathedraal staat in Fifth Avenue, niet ver van de groote joodsche synagoge Emanuel, welke natuurlijk ook geheel nieuw is, want deze geheele Fifth Avenue is met al haar paleizen en kerken nog slechts enkele jaren oud. De synagoge is een juweel van saraceensche bouworde. Ze doet denken aan Spanje, aan het Alhambra, aan de
| |
| |
wondere beschaving der Mooren van weleer; van binnen is ze een onbeschrijfelijk beeld van oostersche pracht en schitterende, maar niet bonte versiering en bouworde. Op haar volgt een geheele reeks kerken met sierlijke torens, die aan Fifth Avenue des zondags een karakter geven dat geheel eenig is.
Een Hollander die zondags vroeg te New-York was geland en, uit zijn hotel tredende, den 16 of 18 personen breeden stroom kerkgangers zag, die aan weerszijden der straat uit de kerken kwam, verklaarde dat dit schouwspel alleen de reis waard was, en ik kan mij zijn gevoelen best begrijpen. Het is treffend die duizenden en duizenden rijk gekleede, keurig uitgedoste heeren en dames en kinderen te ontmoeten, die uit de lange reeks kerken huiswaarts gaan, en niets geeft zoo krachtig den indruk dat men in een groote, rijke, beschaafde stad is als die zondagsbedevaart der groote wereld naar de kerken van Fifth Avenue.
|
|