| |
| |
| |
New-York tusschen zee en rivier.
Het was bij het licht van een onvergetelijk schoonen zonsopgang, dat ik de kust van Amerika het eerst zag. De Circassia trok ons nog steeds en we waren omgeven door een zestal tugs of sleepbooten, die om strijd haar diensten aanboden. Aanvankelijk schijnt het al te dwaas, dat zoo'n kleine spiering een walvisch als de Republic zou kunnen voorttrekken, doch weldra zagen we dat ze het vermochten. Deze kleine booten liggen diep in het water en zijn één machine, al machine.
De stuurman staat in een glazen koepel, die zich hoog boven het dek voor den schoorsteen verheft. Boven op dit roerhuis prijkt een gouden amerikaansche vrijheidsarend met gespreide vleugels en het was alsof een geheele vlucht van die gouden arenden om ons cirkelde.
Omringd door een eskader van deze kleine bootjes (kleiner dan die van den Amsterdamschen havendienst) gingen wij Sandy Hook voorbij, een landtong van zand, welke den ingang tot de haven beschermt. We stoomden geruimen tijd langs de heuvels van Jersey en tal van kleine eilanden, geheel bedekt met hooge gebouwen, die zich steil uit het water verheffen, en naderden met een groote bocht de beroemde Narrows, waar de heerlijke haven zich opent. Deze ‘engte’, tusschen heuvels bedekt met boomen en villas, is een mijl breed. Hier wierp de Circassia de sleepkabels van zich af en de passagiers van the Republic gaven haar een driewerf herhaald hip! hip! hip!
| |
| |
hoerah! tot afscheid, waarvoor zij, met de vlag salueerende, dank zeide. Ze stoomde snel naar haar ligplaats, waar de schuiten met steenkool reeds gereed lagen om haar voorraad weer aan te vullen en haar in staat te stellen dadelijk de reis naar het oude Europa weder te aanvaarden.
Vijftien mijlen ver stoomden we nu door de prachtige haven van New-York, getrokken door twee voor elkander gespannen sleepbooten, die ons naar Staten-eiland brachten, waar de geneeskundige inspecteur aan boord kwam, die naar ons aller gezondheid informeerde bij onzen doctor, ons even aankeek en verklaarde dat we geen quarantaine behoefden te houden. De Italia, met duizend landverhuizers uit Italië, die te gelijk met ons binnenkwam, was minder gelukkig; ze moest de groene vlag hijschen, want de pokken heerschten aan boord. De ‘health officers’ gingen aan het werk. Al de passagiers werden gevaccineerd (8 doctoren te gelijk waren bezig), waarna de meeste passagiers naar Hoffman-eiland voor acht dagen in quarantaine gaan. Het schip wordt vervolgens uitgerookt en ontsmet eer het lossen mag.
Wij stoomden langs de Italia, op welker dek de Italianen in zomerkleeding dansten en sprongen op de muziek van een harmonica, een viool en een trompet, en op het achterdek stonden vierhonderd mannen, vrouwen en kinderen, in breede rijen achter elkander, om op last der gezondheidscommissie gereinigd en gedesinfecteerd te worden. Het was een dwaas tooneel. De brandspuitslang werd uit den stoomketel met lauw water gevoed, en een paar matrozen richtten de spuit op de springende, grimassen trekkende, lachende en gillende Italianen, die met buitengewoon goed humeur in hun druipende kleederen het stortbad ondergingen. De katoenen rokken der vrouwen hingen sluik en fladderend als natte vaatdoeken van haar middel en trokken zich eng en glansend om de beenen, als ze een voor een blootvoets omlaag daalden ten einde zich te drogen en ontsmette, geheel doorrookte kleederen aan te doen.
Indien we geloofden dat in een democratische republiek de wet niet op de krachtigste wijze zou worden toegepast, dan werden we al onmiddellijk ontgoocheld.
| |
| |
Nu zijn we de natte, vroolijke Italianen voorbij, en zien de hooge pilaren voor ons van de in aanbouw zijnde Hangbrug, de reusachtige Elevators of graanpakhuizen, en een horizon vol gebouwen en schepen. Rechts van ons ligt de stad Brooklyn, voor ons New-York en links van ons Jersey-City.
De zon schijnt helder en vroolijk; de hemel gelijkt op dien van Italië; alles is stralend en frisch, en licht; ontelbaar zijn de zeilschepen en stoombooten die binnenloopen of naar zee gaan; reusachtige hooge paleizen, die men hier gebruikt als overhaalbooten, met raderkasten als huizen, steken over naar Brooklyn, en we hooren overal het trompetteren van andere stoombooten. De stoombooten namelijk fluiten niet, maar waarschuwen met iets dat aan een orgeltoon, geaccompagneerd door een valschen cornet à piston doet denken. Eenige overhaal-stoombooten (ferry steamers) hebben geheele treinen op het bovendek, welke ze naar de lijnen op het vasteland van Amerika overbrengen, van het eiland Manahattan, waarop de Hollanders New-York weleer begonnen te bouwen. Bijzonder trof mij het groote aantal driemastschoeners, bevallig en rank als jachten, die als kustvaartuigen uitzeilden en binnenkwamen.
Een reusachtige ambtenaar van douane, die in den salon van ons schip had plaats genomen, ontbood mij nu, terwijl ik elk oogenblik meer en meer lichtgekleurde of vuurroode huizen links en rechts ontdekte. Ik vulde een papier in, waarin ik mededeelde alleen kleederen voor eigen gebruik (wearing-apparel) in mijn koffers te hebben. ‘Do you solemnly swear this? here is your ticket’ (zweert ge dit plechtig? hier is uw biljet) zeide hij nu zonder tusschenpoozen zoo rad mogelijk; ik antwoordde: ‘of course’ (natuurlijk) op de eerste vraag, en zeide dankje voor het biljet dat hij mij overgaf en dat mij het voorrecht gaf No. 8 gevisiteerd te worden aan wal. Want dit plechtige zweren beteekent niets; niemand gelooft u, en zoodra ge geland zijt wordt in een leelijke loods op beleefde doch scherpe wijze al uw goed nagekeken. Wanneer zal men toch een einde maken aan dat oneerbiedig zweren? Zoo'n eed gelijkt alleen op een vloek. Op dek teruggekomen zag ik hoe we langs een paar honderd steigers voor verschillende stoom- | |
| |
bootlijnen bestemd, gesleept werden. We passeerden onder anderen de Cunard-boot Gallia, welke ons 's morgens vroeg voorbij gestoomd was en de Arizona, een prachtige boot van de Guyon-lijn, die in 7½ dag de reis van Queenstown had afgelegd.
Een paar bekende gezichten zagen we van verre op den steiger van de White star compagnie; we namen afscheid van kleine Florence en al de kennissen, ja vrienden aan boord, en eer we het wisten waren we in den draaikolk van down town in New-York, en bracht een vigilante ons in een kwartier naar ons hotel, voor slechts 2½ dollar, over de slechtst mogelijke bestrating, hossende over keien en tramwegen, rakelings langs vrachtkarren, omnibussen en tramwagens snellende, terwijl we telkens het geratel boven ons hoofd hoorden van de treinen van den elevated railroad. Welk een levendigheid! een vertier! een drukte! Ieder heeft haast. Een lijkkoets, met de kist onder een glazen dak, holt voorbij; de paarden zijn in gestrekten draf en de koetsier klapt met de zweep! Ook de dooden rijden snel in de nieuwe wereld. De menschen op straat loopen ijlings; men gaat handig voor elkander uit den weg, maar men stoomt elkander voorbij; de beenen schijnen door een werktuig te worden bewogen, zoo snel gaan ze. Het is een vroolijk, zonnig, licht en glanzend Londen, dat we binnenrijden. Alles is helder en stralend; de meeste gebouwen zijn licht gekleurd; de daken verschillen in hoogte; elke bouworde is vertegenwoordigd; cottages volgen op paleizen en alles is nieuw, en riekt als het ware naar versche verf, en is zoo verschillend van Europa. Nu zijn we bij ons hotel; hier snijden Fifth Avenue, Broadway en Twenty third-street elkander, en men denkt te Parijs te zijn; maar als we straks gaan wandelen, word ik nu aan een iersche stad dan aan een duitsche, dan aan Manchester en eindelijk onmiskenbaar ook aan ons goede Amsterdam herinnerd, aan Amsterdam, den afgezetten peetvader van dit reusachtig kind, dat zijne afkomst echter bijzonder in eere houdt.
Het behoeft niemand moeite te kosten om te beseffen dat hij in de nieuwe wereld is. Alles is verschillend van bij ons.
| |
| |
De zeilschepen en vooral de stoombooten zien er anders uit; de straten, met haar spoorweg ter hoogte van de derde verdieping der ijzeren, houten en steenen huizen, doen denken dat ge in eene andere planeet zijt aangekomen; de rijtuigen, met hun wijd van elkander aangespannen kleine paarden en met wielen als doorboorde ouwels; de verwonderlijke advertenties links en rechts, omlaag en hoog in de lucht; het geheel eigenaardig uiterlijk der winkels - van welke er met Londen vergeleken zoo weinig zijn, doch enkele waarvan dan ook steden van wit marmer gelijken - alles, alles is anders dan bij ons in Europa. De inrichting van de hotels, de menschen aan tafel, de visch en oesters voor de winkels, de sluiting der deuren, ja, de vensterkozijnen en het waschgerei in de slaapkamer, alles is verschillend. Voor lieden hartstochtelijk gehecht aan hun gewoonten en gebruiken, moet dit werkelijk zeer pijnlijk zijn en hen als het ware duizelig maken, doch even prikkelend en opwekkend als de heerlijke lucht hier is - die mij aan het Engadine doet denken - schijnt mij ook al dit verwonderlijke en ongewone en groteske. Er is zoo veel schoons bij al dat vreemde, dat men aangenaam gestemd en tot bedrijvigheid aangespoord wordt. Het is suggestief in de hoogste mate.
Wil men een enkel voorbeeld van al het nieuwe en ongewone?
De portier van ons hotel is een fraai gekleede neger die, met witte handschoenen aan, roerloos de wacht houdt. Ik gaf mijn goed om te wasschen aan een Chinees, en toen ik mijn eerste wandeling maakte zag ik een ongelukkigen tammen roodhuid, getatoueerd en met een bosch vederen op het ongekamde haar, die tot wandelend advertentiebord diende. Gelijk een sneedje rookvleesch tusschen twee boterhammen, liep deze roodhuid tusschen twee witte advertentie-plakkaten. Hij deed mij denken aan een gekortwiekten arend. Mijne gedachten snelden terug naar het verleden, toen Hudson de hollandsche vlag plantte op het eiland Manhattan, dat enkel door Indianen bewoond was, en de rivier die nu zijn naam draagt en door de Indianen de stroom der bergen genoemd werd, naar onzen prins Maurits, Mauritius noemde.
De houten blokhuizen en het fort, welke Hardkoppige Piet,
| |
| |
de Gouverneur, 25 jaren na de stichting van Nieuw-Amsterdam aan de Engelschen moest overgeven, zijn nu vervangen door de paleizen van een rijke wereldstad. De roodhuiden zijn vervangen door inwoners van alle rassen en uit alle landen, en er is iets roerends en grotesks tevens in, dat de overmachtige blanken er nu nog een enkelen tammen roodhuid op nahouden, om te adverteeren, dat de Chickering piano de beste van alle is, en dat er een bitter te koop is, dat ieder die van borrelen houdt, lang leven en gezondheid schenkt en doctoren en apotheker naar een nieuwe betrekking laat uitzien!
|
|