Van 't noorden naar 't zuiden. Schetsen en indrukken van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Deel 1
(1881)–Charles Boissevain– Auteursrechtvrij
[pagina 50]
| |
In de trekschuit naar Nieuw-Amsterdam.Het weder is prachtig, de zee glad en, getrokken door de Circassia, komen we tot de overtuiging, dat aan deze wijze van varen de toekomst behoort. Men heeft geen last van de trilling of van den vetten walm van de machine; men is onafhankelijk van den wind en glijdt over de zee. Wanneer we zien hoe de Circassia rolt, d.i. links en rechts waggelt, terwijl onze Republic vast op de golven ligt, dan worden we weer versterkt in onze bewondering voor de booten van de White Star line. Men moet eerbied gevoelen voor al het nadenken, de wetenschap en den smaak, welke aan deze booten besteed zijn, die telkens volkomener gemaakt worden. De ervaring van elke reis helpt de geheele vloot der maatschappij voor het vervolg. Wat van een landsman ook bewondering en verwondering tevens eischt, is de wijze waarop tegenwoordig de zeevaarders op den Oceaan den weg vinden. Onze kapitein zeide, een paar dagen geleden, dat hij naar de laan van Amerika naar Europa ging zeilen, omdat hij daar meer zekerheid had een boot te vinden, welke hem kon helpen dan in de laan van Europa naar Amerika, waarlangs we toen westwaarts gingen. Men zeilt en stoomt niet over een spoorlooze ruimte, maar er zijn twee renbanen tusschen oude en nieuwe wereld. Langs de eene, de noordelijke, snelt men naar Amerika, en langs de zuidelijke keert men weer. Hierdoor | |
[pagina 51]
| |
vermindert de kans van botsingen en aanzeilingen op zee, daar de schepen alle in dezelfde richting gaan. De aanduiding dezer lanen is te danken aan den beroemden Amerikaansche zeeofficier Maury, wiens belangrijk werk: ‘De natuurkundige beschrijving der zeeën’ in 1855 vertaald en uitgegeven werd door zijn vriend kolonel Jansen, die toen luitenant-ter-zee was. Het is een van de oorspronkelijkste boeken welke bestaan, en heerlijke lectuur, als men op zee is. Men is tegenwoordig veel verder dan Maury in '54 was, gelijk men tegenwoordig ook beter stoomwerktuigen maakt dan de uitvinder ooit vermocht, doch het eerste inzicht, de oorspronkelijke geniale greep eischen onzen eerbied. Zoo Maury niet geleefd, gevoeld en gedacht had, waren we nu wellicht nog op het standpunt van vóór 1854. Zijne bekoorlijke beschouwingen hebben de verbeelding en het nadenken der zeevaarders opgewekt, en we reizen tegenwoordig, voorgelicht door de pijltjes op de kaart, welken de koers aanduiden door honderden ervaren zeevaarders gevolgd. Welk nut heeft een pasgeboren kind? vroeg Franklin eens, toen men van hem wilde weten waartoe zijn natuurkundig onderzoek toch diende. Het kind groeit op: een Shakespeare of Newton wordt man, en men herhaalt de vraag niet. Het natuurkundig onderzoek der zee, met geringe hulpmiddelen bescheiden aangevangen, heeft gemaakt, dat men langs het effen plateau tusschen Ierland en Amerika in een diepte van 2000 vademen de telegraafkabels kon leggen; het heeft onschatbare inlichtingen verschaft aan den zeeman en een juister begrip gegeven van het wonderschoone, harmonisch samenstel dezer aarde. Men raadpleegde de journalen, opgedolven uit oude zeekisten, en bracht zooveel belangrijks aan het licht, dat dra tal van schepen drijvende observatoria werden. De natuurkunde der zee is vol poëzie. Daar heeft men bijv. den golfstroom, een van de wondere slagaders van den Oceaan. Zijn wateren bewaren de overmatige warmte, welke de zomerzon in de golf van Mexico en Florida heeft, en slingeren zich als een rivier door den oceaan. Zijn grootste warmte verliest hij bij de ban- | |
[pagina 52]
| |
ken van New-Foundland, waar de stroomen van Groenland en Labrador, door den Noordewind gedreven, zuidwaarts een ijzige temperatuur brengen, die evenveel beneden de normale temperatuur van het water blijft als de golfstroom er boven is. Doch dan voegt de golfstroom zijn warmte bij die van den geheelen Atlantischen Oceaan, welke poolwaarts stroomt, terwijl de Arctische onderstroom in de diepten zuidwaarts trekt. Die warme omloop van het water tempert het winterklimaat der noordsche kustlanden en maakt dat Ierland en Engeland een gematigde luchtstreek hebben. Welke een wondere wereld is die der wateren! Deze Atlantische Oceaan, die een oppervlakte beslaat van ongeveer 25 millioen vierkante mijlen, is slechts een vijfde van de zeeoppervlakte der geheele aarde. ‘Het groote hart van den Oceaan slaat’, gelijk Maury opmerkte, ‘niet alleen de tijdmaat voor de jaargetijden, maar ook voor de winden en regenwolken. Als er een duim regen valt op een deel der zee (en in een jaar valt er wel 60 duim) heeft er een waterverplaatsing van duizenden millioenen tonnen plaats; en een verandering van temperatuur van eenige graden, over eenige duizenden mijlen harer oppervlakte, veroorzaakt een verstoring in haar evenwicht en geeft een hartklopping aan de diepten. Nooit staat dat groote zeehart stil. Door de wateraderen zendt het de warme stroomen uit de golf van Mexico en den Indischen Oceaan naar de polen. De golfstroom is een slagaâr gelijk, want het warme, door verdamping extra zoute water van dien stroom vermengt zich niet met het koude water rechts en links; zijne wateren hangen vast aan elkander en worden tusschen de koude waterwanden gekneld, zoodat hij als eene reusachtige slang zich kronkelt met zijn kop in straat Florida en zijn waaiervormigen staart in het midden van den oceaan. De golfstroom is in enkele opzichten de weerbereider. De wilde zeeën ontstaan als de woedende storm pal tegen zijn stroom in woedt. Hij voert de zomerwarmte in zijn lauwe water aan tot in de nabijheid van de koude van het Noorden. Dan heeft telkens een worsteling plaats tusschen de luchtstreken, en geweldig snelt de koude lucht toe om de warmte te ver- | |
[pagina 53]
| |
vangen. De misten van Newfoundland, die voor zeilschepen zoo gevaarlijk zijn, hebben, gelijk ik reeds mededeelde, hun bestaan te danken aan de aanwezigheid in zoo koude zee van een stroom warm water, welks dampen worden gecondenseerd door de koude. Terwijl de lucht aan weerszijden van den stroom het vriespunt aanwijst, heeft het golfwater vaak een warmte van 70 à 80 graden; die zware, warme, vochtige lucht, door den Westenwind van zee aangevoerd, kennen wij ook in Nederland. De golfstroom heeft echter niet zoo groote macht en beteekenis als aanvankelijk geloofd werd. Veel van wat men hem uitsluitend toeschreef doet de geheele oppervlakte van den oceaan, die oostwaarts en noordwaarts warmte brengt, en men heeft hem nu ook den titel ontnomen van ‘stormkoning’. Sinds de Vereenigde Staten hun voortreffelijk stelsel van weerkundige waarnemingen inrichtten, is het bekend geworden dat de stormen, die den Atlantischen Oceaan opzweepen en de kusten van Europa teisteren vaak op het Amerikaansche vasteland ontstaan, over hetwelk zij met een snelheid van 26 engelsche mijlen per uur oostwaarts spoeden. Op zee vermindert hun spoed meestal tot 15 mijlen per uur, en zoo regelmatig is hun richting van Westen naar Oosten, in de streek tusschen de dertigste en vijftigste paralel, dat hun komst met redelijke zekerheid enkele dagen te voren voorspeld kan worden.Ga naar voetnoot1 | |
[pagina 54]
| |
Elke westenwind gaat op zijn weg naar Europa over de oostwaarts stroomende warme zee, en neemt een deel der warmte mede, om daarmede de drooge koude der noorden- en oostenwinden van den winter te temperen. Het warme water blijft op een 50 à 80 mijlen van de Amerikaansche kust, langs welke de koude arctische stroom vloeit, en daardoor heeft New-York, dat op dezelfde breedte als Madrid en Napels ligt, zulke koude winters. Deze koude stroom zuigt langs de kust van New-Foundland, slaat den hoek van Nova Scotia om, snelt door tot kaap Cod en trekt vlak langs de kust van de V.S. tot op de hoogte van New-York toe. Een vervolg van dezen ‘kouden muur’, die den golfstroom van de Amerikaansche kust scheidt, is tot bij het Florida-kanaal waar te nemen. De zee-thermometer duidt daarom den weg aan op den Oceaan. Telkens haalt de matroos, die dienst heeft onder de brug waarop de kapitein staat, in een lederen zak water omhoog; de thermometer wordt er een paar minuten in geplaatst, na eerst den warmtegraad van de lucht te hebben aangetoond, en nu weet men onmiddellijk of men de Amerikaansche kust of de bank van New-Foundland nadert. Ik schrijf dit, zittende op dek en nu en dan uitziende naar ons goede trekpaard, terwijl onze gebroken schroef maar altijd door blijft janken en razen. Het woeste geluid verschrikt de zeemeeuwen echter niet, welke, met uitzondering van de drie ergste stormdagen, ons schip de geheele reis vergezeld hebben. Ze cirkelen voortdurend in enge kringen achter om het schip en verslinden al den over boord geworpen afval. The sea-birds following on our track, people with life the waste,
In ceaseless circles round our stern their wheeling flights are traced.
Deze meeuwen krijgen elken morgen beschuit en stukken brood van de kleine Florence. Florence is een aardig vriendinnetje van nog geen drie jaar oud, waarmede ik op de boot heb kennis gemaakt. ‘I am a little Canadian,’ was het antwoord, dat uit het kleine mondje kwam, toen ik op het onderdek haar het eerst ontmoette en vroeg wie ze was. Haar vader woont in een dorp van Canada, waar hij met de andere | |
[pagina 55]
| |
kinderen is achtergebleven, terwijl Florence met haar moeder aan de bejaarde grootmoeder in Londen een bezoek ging brengen. Ze waren in October vertrokken en kwamen nu terug. De moeder, een beschaafde, eenvoudige vrouw, vond dit niets buitengewoons. ‘Ik moet mijn oude moeder toch eens gaan zien,’ zeide ze. Als men denkt dat ze daartoe hare kinderen moest achterlaten, drie dagen en nachten aanhoudend had te sporen, en dan in de derde klasse van het schip, in het emigrantenruim tweemaal den oceaan moest oversteken, dan zullen onze hollandsche moeders de handen ineenslaan. ‘Hebt ge broertjes en zusjes?’ vroeg ik Florence. ‘Oh yes, sir, I have six children at home’ (o ja, ik heb nog zes kinderen te huis), zeide het kleine miniatuurvrouwtje. Toen de kapitein voorbijging, zeide ik: ‘This is the boss (ons hollandsch “baas”, een amerikaansche uitdrukking) of the ship’. Maar zij antwoordde: ‘No, my father is the boss at home’. Al de emigranten lachten en wij niet minder. Ik heb nooit een grappiger, vermakelijker jong kind gezien. De moeder zeide, dat ze niets buitengewoons was, doch dat de meeste amerikaansche kinderen (door de heldere, opwekkende lucht wellicht?) zoo levendig en scherpzinnig en vlug zijn. Hare uitspraak is niet stamelend, maar helder, duidelijk, gebeeldhouwd zou ik bijna zeggen. Wat zoo'n kind op een schip een vroolijkheid en zonnige opgewektheid veroorzaakt! ‘Her very foot has music in 't,
As she comes up the stair,’
gelijk de schotsche ballade zegt. De ruwste emigrant is vriendelijk voor het lieve kind en de matrozen hebben steeds een grap of een lach voor haar ten beste. Ik eindigde hier plotseling, want er was groote opwinding op dek. De loodsschoener was in zicht. Nu werd er om strijd gewed. Eerst welk nummer de boot op haar zeil zou dragen. Dit bleek dra No. 4 te zijn. Toen: of beide schepen een loods zouden krijgen. Ook dit werd spoedig uitgemaakt, want over onze verschansing werd de touwen ladder omlaag gelaten. Vervol- | |
[pagina 56]
| |
gens werd gewed welke voet hij het eerst op dek zou zetten. Een bootje ging van den ranken schoener af en rees en daalde op de breede atlantische golven. Eerst kreeg de Circassia een loods en toen wij. Een heer met een hoogen zijden hoed, glacé handschoenen en een deftige overjas aan, stapte bij ons over de verschansing. ‘Rechter voet!’ klonk het nu over het dek. Het was de loods en schoon we nog een tachtig mijl van land zijn en eerst morgen om zeven of acht uur te Sandy hook kunnen binnen loopen, gevoelden we nu dat de reis achter den rug was. Voor een winterovertocht hebben wij het werkelijk vrijwel getroffen, wat het weder aangaat. Aan den storm uit het oosten zijn we groote dankbaarheid schuldig, want die heeft ons naar ons doel gevoerd, en verheugd gaan we daarom aan het pakken, om morgen gereed te zijn, als we de haven van New-York in onze trekschuit binnenkomen. |
|