Maar, ach! wat wisling van de rijkste kansen...
Op eens weêrklonk, als schrikmaar voor ons allen:
‘Uit hemelglansen vlecht hij reeds zijn kransen,
‘De dichter is zijn dier'bren kring ontvallen:
De toomlooze Alvernieler is verschenen,
Die onzen wallen 't rouwlied langs laat schallen.’
Zoo is die zon gebluscht: de Musen weenen;
Maar de erfnis zijner verzen is gebleven.
Daaraan ontleenen wij gedenkzuilsteenen,
Waar op geschreven: Perk blijft met ons leven!
Amsterdam, Dec. '82.
Jacques Fabrice Perk, zoon van den Waalschen predikant en letterkundige M.A. Perk, te Amsterdam, stierf op zijn twintigste jaar. Hij was een degelijk, veelbelovend student in de rechten, en dichtte zulke schoone verzen, dat de bevoegde beoordeelaars opgetogen stonden. Er was een bijzondere klank in zijne poëzij, welke onwillekeurig aan Dante deed denken. In hem uitte zich eene natuur, welke voorspelde, dat men eenmaal zou kunnen zeggen: ‘Zie, de florentijn is in Nederland verschenen.’
Als in dien van Jacob Bellamy, bevinden zich in Perk's bundel, door Mr. C. Vosmaer en den heer Willem Kloos uitgegeven, gedichten, welke aan tijdgenoot en nageslacht als toonbeelden mogen aangeboden worden.