LXXXVI.
Flavius Leo de Groote.
Leo, na de dood van Marcianus tot Keizer van 't Oosten verkooren, is in Thracien gebooren; doch in wat jaar weet men niet.
Zijn Ouders zijn niet bekent. Zijn Vrouw was Barina, de zuster van Basiliskus, een vermaard Veldheer: by haar won hy twee Dochters, als Leontia en Ariadna, waar van d'eerste aan Ardaburius, de zoon van Aspar, en de tweede aan Zeno, naderhand Keizer, trouwde; welke Zeno by haar een zoon teelde, Leo de II genoemt, die door zijn Grootvader tot erfgenam en medeheerscher aangenoomen wierd; doch jong gesturven is.
Onder Marcianus heb ik getoont om wat reden hy door Aspar vergiftigt wierd. Na de dood van Marcianus zag Aspar geen kans om zich zelve noch zijn zoon Ardaburius op den troon te zetten, derhalve bracht hy met zijn zoon zo veel by den Raad en 't krijgsvolk te weeg, dat Leo, om zijn deugden en dapperheid van elk bemind, tot Keizer verkooren wierd; doch eer deze verkiezing zijn voortgang nam, moest Leo aan Aspar belooven zijn zoon Ardaburius in zijn zoons plaats aan te neemen. Nauwelijks was Leo tot Keizer verkooren, of hy gaf aan den genoemden Ardaburius zijn dochter Leontia, en toonde aan ieder dat hy het gebied van 't Oosten waardig was. Ook was hy d'eerste, die door een Patriarch gekroont wierd, tot een teken dat hy een oprecht Kristen, en met geen kettery besmet was. Niets wierd van hem meer behartigt als de vreede in Godts Kerke en zijn rijken te bewaaren; om welke reden hy ook met Theodomirus, Koning der Oostgotthen een bestand van veel jaaren maakte, en hem uit vryen wille Pannonien en Mesien afstond, alleen om dat de vreede van Theodomirus des te heiliger mocht gehouden worden, gevende aan Leo tot verzekering der zelve zijn zoon tot gyzelaar, die van hem wel onthaald, en, na tien jaaren, met veel geschenken den vader weder gezonden wierd, zonder dat hy tot die overgaaf gedwongen was. Na dat Genserik een tijd lang na het plonderen en verwoesten van Rome in Afrika zich stil gehouden had, begon hy nieuwe aanslagen in zijn ziel tegen 't Oosten te smeeden. Leo dit hoorende, vergaderde een machtig leger, en zond het zelve onder 't beleid
van zijn Oversten Marcellianus derwaarts, die zoo gelukkig was, dat hy de Wandalen uit Sardinien verdreef; doch van daar willende naer Sicilien overvaaren, wierd hy verraderlijk van 't leven berooft. Het verlies van dezen Veldheer smarte Leo zeer gevoelig; derhalve zond hy Basiliskus met een machtige en welbemande scheepsvloot Genserik te gemoed. Hy, met de vloot tot in de haven van Karthago gekomen zijnde, en vaardig staande den vyand 't hooft te bieden, vlood schandelijk, door Aspar en Ardaburius omgekocht zijnde, met zijn schip weg. De andere hun Zeevoogd ziende vluchten, sloegen ook dien laffen weg in, waar door de meeste vloot van Leo door Genserik, en zijn Wandalen, verovert wierd. Dit goddeloos verraad had Aspar en Ardaburius gebrouwen, die ook deel aan 't vermoorden van Marcellianus hadden, om dat Leo zijn belofte niet nakwam, hem voor zijn verkiezing belooft. De reden, die Leo daar in weêrhiel was deze: Hy zag hoe ieverig een Ariaan deze Ardaburius was, die, tot de Keizerlijke waardigheid geklommen zijnde, een wreede vervolger der rechtzinnige Kristenen zou zijn. Hun schelmstuk ruchtbaar geworden zijnde, perste den Raad Leo om Aspar en Ardaburius te straffen, die daar op hen door zijn Stedehouder Zeno ter dood deed veroordeelen, en zijn gantschen aanhang uitroejen, 't geen ook terstond uitgevoerd wierd. Dat Ardaburius zijn handen zelfs met het bloed van Leo besmetten wou, blijkt uit zijn eige woorden; want toen hy op de gerechts plaats gebracht wierd om onthooft te worden, borst hy, zijn
vader reeds zonder hooft ziende leggen, dus uit: Mijn Vader heeft zulk een dood wel verdiend, dewijl hy mijn raad niet aannam, wanneer ik hem dikwils met deze woorden vermaande: laat ons den Leeuw (Leo) van kant helpen, eer hy ons verscheurt. Toen hy 16 jaren geregeert had, nam hy de zoon van zijn dochter Ariadna, Leo de jonge genoemt, tot erfgenaam van zijn rijk aan, en liet hem in 't volgende jaar, alhoewel het toen noch een kind was, te Konstantinopolen voor Keizer uitroepen; na welken tijd hy van een zware ziekte aangetast wierd, die, hand over hand aannemende, hem in 't 474 jaar na Christus geboorte uit deze wereld rukte, na dat hy 17 jaaren, en 6 maanden loffelijk geregeert had. Zie Paulus Diakonus, Suidas. Letus. Prokopius, Cedrenus.
a. Deze doorluchtige Keizer (wiens spreekwoord was, gelijk de schrijver van het vervolg van Sext. Aur. Viktor getuigt, gelijkerwijs de zon den geene, die ze beschijnt, warmte geeft, zo genieten ook de onderzaaten van den Vorst gunst en vriendelijkheid als hy ze aan ziet) heeft Antiochien in Syrien, door een schrikkelijke aardbeving meest vernielt, niet alleen van haar opgeleiden tol ontlast, maar daar-en-boven een geschenk van duizend Talenten Gouds vereerd, om door dat middel de inwoonders aan te moedigen om de omvergeworpene Stad weder op te bouwen. Zie Niceforus op het 805 blad.
Een zijner goude pennigen vertoont den Keizer met een kruis in de rechter, en een verwinning op de slinkerhand; getekent victoria avgg. comod, Overwinning der Keizeren.