LXXVII.
Flavius Theodosius.
Theodosius, van Keizer Gratianus tot medeheerscher aangenoomen, is in 't 335 jaar na Christus geboorte in de stad Italika geboren.
Zijn Vader was Flavius Theodosius, een Spanjaard van geboorte, uit het geslachte van Keizer Trajanus; een dapper Krijgsoverste, van Valentinianus den I gedood, om dat eenige natuurkundige wijzen voorspelden, dat eene, wiens naam met Theod begon, na Valens zou Keizer zijn. Zijn Moeder, Thermantia; van wie by geen schrijvers gesprooken word. Zijn Broeder, Flavius Honorius, getrouwt met Maria, een adelijke vrouw in Spanje gebooren, by wie hy won Serena, naderhand van Keizer Theodosius voor zijn dochter aangenomen, en door hem aan den dapperen Veldheer Stiliko gehuuwt: een vrouw, die, beschuldigd zijnde dat zy der Gotthen Koning Alarik geroepen had om in Italien te vallen, haar leven met de koord moest eindigen. Zijn Zuster word niet genoemt. Zijn I Vrouw, Elia Flaccilla; een Godvruchtige Keizerinne, die niet alleen de kranken bezocht, maar zelfs haar goederen aan de arme en noodlijdende menschen gaf: ja haar gemeenzaamheid was zo groot, dat zy dikwils daar in van haar Hovelingen tegen gesprooken wierd, waar op zy haar dus heerlijk, als Niceforus getuigt, liet hooren: Geerne doe ik deze dienst aan den Heere mijnen Godt, die my alles gegeven heeft, en van wien wy den Keizerlijken kroon hebben ontfangen. By haar won hy Arkadius en Honorius, beide na hem Keizer. Zijn II Vrouw, Galla Placidia; de dochter van Keizer Valentinianus en
Justina: een staatzuchtige vrouw, die de ketterye der Arianen aanhing, en na de dood van haar man om eenig geschil van Keizer Arkadius uit het paleis gedreven wierd. By haar teelde hy Galla Placidia, die naderhand, met Konstantius den II getrouwt zijnde, de moeder van den laatsten Valentinianus wierd.
Hoe edelmoedig Theodosius de dood van Gratianus op den opgeworpenen Keizer Magnus Maximus en zijn zoon Viktor gewrooken, en Valentinianus den II weder in zijn rijksgebied hersteld heeft, heb ik op het voorgaande blad getoont. Onder Keizer Valentinianus den I wierd hy om zijn dapperheid tot Overste gemaakt, en naer Mauritanien gezonden zijnde, dempte hy den opgeworpenen Firmus, die geheel Afrika oproerig maakte. Na zijn verheffing tot Keizer van 't Oosten temde hy d'oproerige Gotthen, die eertijds byna de geheele macht van Valens verslagen hadden. Nauwelijks hoorde hy dat Valentinianus den II verwurgd was, en dat zijn moordenaar Eugenius door de listen van Arbogastus zich op den troon van 't Westen gezet had, of hy besloot deze Keizermoord edelmoedig te wreeken, te meer, dewijl hem ter ooren kwam, dat Eugenius het Heidendom weder met kracht zocht in te voeren, en de Kristenen op 't wreedst vervolgde. Eer Theodosius met zijn oorlogsmachten derwaartstrok, deed hy door zijn geheele rijk beededagen houden, waar na hy, versterkt met Alarik, Koning der Hunnen, den vyand onder d'oogen trok. Eugenius, dezen optocht hoorende, zat van zijn zijde ook niet stil, maar bereide zich ten tegenweer, en gebood alle engtens te bezetten, om daar door Theodosius den doortocht naer Italien af te snijden, die zich echter door zijn dapperheid een doorgang baande. By d'Alpes was de plaats daar de legers elkanderen ontmoetten, alwaar Eugenius met zulk een verwoedheid op Alarik viel; die zich ook dapper toonde, dat aan wederzijde
over de tienduizend dood bleven, en niemand zich de zege kon toe schrijven. Dit groot verlies deed Theodosius byna aan de zege wanhoopen, dewijl de vyand hem verre in macht overtrof; dus benepen, knielde hy ter aarde neder, en riep Godt den gantschen nacht aan, gebruikende onder andere deze woorden: Heere, Almachtige Godt, gy weet dat ik, bewogen door een oprechten yver tot uwen heiligen naam, dezen oorlog tegen uwe en mijne vyanden heb aangevangen. Indien ik hier aan liege, wreek het aan my; maar heb ik my uit billijke oorzaken in dezen oorlog ingelaten, en ben ik met een volkomen vertrouwen op u, gelijk gy weet, hier gekomen, zo bied uwe hand aan my en mijn volk, op dat deze Heidenen niet spottelijk mogen zeggen: waar is der Kristenen Godt? Men zegt, dat hy in den zelven nacht al sluimerende een gezicht van twee jongelingen, zittende op witte paarden, zou gezien hebben, die hem geboden den vyand in den morgenstond aan te tasten, hem de zege belovende. Nauwelijks was de dag gekomen, of hy greep Eugenius met kloeken moede aan. Het gevecht was bloedig aan wederzijde, doch doodelijk voor Eugenius: want Godt, zijn gebed verhoord hebbende, zond tot zijn hulp een gewapende winter, vermengt met onweer en stormwinden, die het zand in d'oogen van Eugenius volk dreef, en hun uitgeschoote pijlen te rug kaatste, waar door hy denederlaag kreeg, gevangen, en voor Theodosius gebracht zijnde, van een zijner lijfwachten doorstooken wierd. Arbogastus, deze nederlaag van Eugenius hoorende, wierd uit wanhoop zijn eigen beul. Deze Overwinning maakte Theodosius ook Keizer van 't Westen; waar na hy op den 17
January in 't 395 jaar binnen Milanen aan de waterzucht storf, als hy 60 jaaren geleeft, en 15 jaaren, 11 maanden, en 28 dagen geregeert had; zijn lijk wierd te Konstantinopelen begraven. Zie Prokopius, B.V. 1 B. 4 H. Orosius 7 B. 37 H. Klaudianus.
a. Hoe loflijk hy de bestraffinge over zijn blinde wraakzucht te Thessalonika in de Renbaan gepleegt, verdragen heeft, heb ik in 't beschrijven van S. Schijnvoets Muntkabinet op het 115 blad getoont.