LXXVI.
Flavius Valentinianus de II.
Valentinianus de II, na de dood van zijn vader den Keizer Valentinianus door beleid van zijn moeder voor Keizer van de soldaten uitgeroepen, is in 't 366 jaar na Christus geboorte gebooren; doch op wat plaats melden geen schrijvers.
Zijn Vader was Keizer Valentinianus, hier voor beschreven. Zijn Moeder, Justina; de dochter van den Picenischen Rechter Justinus, en de weduwe, zo Zozimus wil, van den tieran Magnentius. Schoon ik van haar op het 252 blad gesprooken heb, kan ik echter niet nalaten dit weinige noch daar by te voegen, dewijl het de voorspelling tot de Keizerlijke waardigheid aan het geslacht van Justinus scheen te voorzeggen. De Vader van Justina had op zekeren tijd gedroomd, dat uit zijn heup een purper kleed wies, 't geen hy alom verbreide. Konstantius zulks hoorende, oordeelde, dat uit dezen Justinus een zoon zou geboren worden, die men tot de Keizerlijke waardigheid zou verheffen, derhalve gebood hy Justinus te dooden, nalatende een dochter, Justina genoemt, die naderhand door een vreemd voorval, gelijk ik op het bovengenoemde blad getoont heb, de vrouw van Keizer Valentinianus den I wierd, en door het baren van deze Valentinianus de droom van haar Vader Justinus bekrachtigde. Zijn I Zuster, Justa. Zijn II Zuster, Grata, die, gelijk Justa, nooit is getrouwt geweest. Zijn III Zuster, Galla Placidia, getrouwt aan Keizer Theodosius. Zijn Stiefbroeder, Gratianus, de zoon van Valentinianus en Flavia Maximiana Konstantia. Of hy getrouwt geweest is weet men niet, dewijl de schrijvers hier van eenparig stilzwijgen.
Na dat Valentinianus op de boven gezeide wijze tot Keizer verklaart was, deelde hy met Gratianus het rijk, en bekwam voor hem Italien, de Windische Landen, en Afrika; doch dewijl hy te jong was om die te konnen regeeren, wierd zijn Moeder, die voor haar Milanen gekregen had, het rijksgebied in handen gegeven. By 't leven van haar man Valentinianus had zy zich geveinst een waare Kristenvrouw te zijn; doch nauwelijks was hy gesturven, of zy verklaarde zich voor d'Arianen, wier kettery zy ingezoogen had, en bracht door haar vleijen haar kleinmoedigen en vadzigen zoon Valentinianus zo ver, dat hy niet alleen die kettery omhelsde, maar een wreede vervolger der Kristenen wierd. Zy niet kunnende verdragen, dat Ambrosius, Bisschop van Milaanen, zo zeer van de gemeente bemind wierd, en in een der voornaamste Kerken Godts woord verkondigde, hitste Valentinianus op, om hem uit zijn waardigheid te stooten, die daar op de kerk met soldaaten deed omringen, en hem gebood uit de zelve te gaan, die eer te sterven, dan daar toe besluiten kon, zeggende: dat hy niet van meening was Godts tempel aan de lasteraars van het Goddelijke Woord over te laten; noch dat de Keizer vry stond noch macht had hem iets aan te matigen 't geen Godt toebehoorde, en dat hy, zo hy het rijk lang wilde regeeren, zich Gode moest onderwerpen. Niet weinig vertoornde zich Valentinianus over deze reden; des gebood hy hem uit de kerk met geweld te rukken: doch zulks wierd door 't volk belet. Middelerwijl rukte Magnus Maximus met een groote macht Italien in, om hem, gelijk hy Gratianus gedaan had, van den troon te bonzen, die, voor zijn macht bevreest,
geheel verbaast met zijn Moeder Justina naer Konstantinopelen tot Keizer Theodosius vluchtte, van wien hy hulp verzocht. Theodosius, de weldaaden hem door Gratianus bewezen erkennende, vergaderde terstond zijn oorlogsmachten by een, en rukte, om de dood van Gratianus te wreeken, en Valentinianus weder in zijn rijk te herstellen, naer Aquileia, alwaar de tieran Maximus zich over zijn bekome overwinning verheugde. Nauwelijks hoorde hy den optocht van Theodosius, of hy zond zijn hooftman Andragathius met een gedeelte van zijn troepen om alle de wegen en d'engten over d'Alpen en het hoog gebergte van Italien te bezetten; doch daar na besluitende den vyand met een scheepsvloot voor te komen, herriep hy dit bevel, en gaf dus aan Theodosius en Valentinianus een vryen doortocht, die, de Alpen overgetrokken zijnde, Aquileia belegerden, na een hartnekkig tegenweer veroverden, en Maximus met zijn zoonen Viktor en Maximinus gevangen kregen; waar na Maximus en Viktor gedood, en Maximinus om zijn jongheid verschoond wierd. Andragathius zulks hoorende, verdronk zich zelve, en wierd dus van een Keizer-moordenaar zijn eigen beul. Valentinianus dus door Theodosius weder in zijn rijk hersteld zijnde, begaf zich naer Gallien, alwaar hy na eenige tijd door een gunsteling van Gratianus, Arbogastus genoemt, zeer gehoond wierd, om welke reden hy hem gebood zijn ampt van Veldoverste neêr te leggen, en zich uit het hof weg te maken; waar op Abrogastus
antwoorde: dat hy daar toe geen macht had, dewijl Gratianus, en niet hy, hem tot dat ampt verheven had. Ondertusschen lei Arbogastus alle middelen in 't werk om Valentinianus te vermoorden; doch alleen daar geen kans toe ziende, ontdekte hy zijn voornemen aan Eugenius, de schrijver van Valentinianus, hem biddende in zijn voornemen te willen behulpzaam zijn, voor welke dienst hy hem beloofde als Keizer op den troon te zetten. Eugenius, hoe wel eerst weigerig, besloot eindelijk, door de glans van 't Keizerrijk verblind, daar toe, en verwurgde Valentinianus op den 15 Maart van 't 392 jaar na Christus geboorte in zijn slaap, na dat hy 26 jaren geleeft, en 7 jaaren, 9 maanden, en 3 dagen geregeert had. Zie Ammianus, Eutropius, Prokopius.