LXXV.
Flavius Gratianus.
Gratianus, van zijn Vader den Keizer Valentinianus tot Medeheerscher aangenoomen, is op den 18 April in 't 354 jaar na Christus geboorte binnen Sírmium, nu Schremmia, in Pannonien, nu Hungarien, gebooren.
Zijn Vader was Keizer Flavius Valentinianus, hier voor beschreven. Zijn Moeder, Valeria Severa; waar van ik, onder zijn Vader, gesproken heb. Zijn I Vrouw, Flavia Maximiana Konstantia; de dochter van Keizer Konstantius en Faustina, die haar na de dood van haar vader baarde: een deugdzame Keizerinne, die van Gratianus zeer bemind wierd; doch hem geen kinderen voortbracht, en die, na haar overlijden, van hem bitter beweend wierd. Zijn II Vrouw, Leta, of, zo andere willen, Kreusa; by wie hy ook geen kinderen teelde: deze twee vrouwen zijn tot noch toe op geen penningen bekent.
Onder de vroomste, doorluchtigste en beminste Keizers, die tot nu toe den Roomschen troon met lof betreden hadden, was Gratianus niet een van de minste, maar byna de grootste. Door de onderwijzing van Ausonius was hy niet alleen een uitmuntend Redenaar, maar ook een groot Poeët geworden. Hy was eerbaar, dapper, vriendelijk, weldadig, schaamachtig, en een beminnaar van den waaren Godtsdienst. Met een teere genegentheid bezocht hy de kranken, en deelde veel van zijn goederen aan den armen uit. Toen hy zich na de dood zijns vaders in 't gebied van Gallien, Britanje, Spanje, en in de landen, die de Romeinen in Duitschland bezaten, gesteld had, liet hy groote tekenen van zijn dapperheid zien. Niet lang voor de dood van Keizer Valens, rukte een leger van ontrent veertig duizend Alemannen, Gotthen, Alanen, Hunnen en andere plonderzieke volkeren over den bevroren Rhijn, en roofde in der Elsas alles wat zy konden bekomen. Nannejus, Overste van Gratianus krijgsmacht, zulks hoorende, trok hen met een klein leger, dat van eenige Gallen versterkt was, tegen, en sloeg hen zo zeer, dat van de vyanden meer dan dertig duizend dood bleven, en de overgeblevene zich nauwelijks door de vlucht konden redden. Gratianus, hoorende dat de Duitschers, die tusschen den Donauw en den Nekkar woonden, de beweegende oorzaak van den opstand der Alemannen en andere volkeren waren, trok met een machtig leger derwaarts; doch zy, voor zijn macht bevreest, baden om de vreede. Als hy na de dood van Valens den zevenden Keizer in 't Oosten, en den achtsten in 't
Westen, na Konstantijn den Grooten, geworden was, oordeelde hy zich niet machtig genoeg om zo veel Koninkrijken gerust te kunnen regeeren, des liet hy Theodosius tot Keizer uitroepen, en beval hem de zorg van 't Oosten op zich te nemen, behoudende voor hem den troon van 't Westen, die hy met zijn halven broeder, Valentinianus den II beheerschte. Eer zijn Vader sturf was Eugenius, Koning der Schotten, met een machtig leger in Britanje gevallen. Om dit Koninkrijk weder in zijn voorige rust te stellen, zond hy Magnus Maximus, een dapper Hooftman, en gesprooten uit het geslacht van Konstantinus den Grooten, met een machtig leger derwaarts, die, na verscheide veldslagen, zo gelukkig was, dat hy Eugenius met zijn roofgierige Schotten uit dat Koninkrijk naer Denemarken, toen Dania genoemt, joeg, om welke weldaad, aan 't Roomsche rijk bewezen, hem Gratianus met het Landvoogdyschap van Britanje beschonk. Maximus, door deze overwinning, opgeblaazen, en de gunst zijns Keizers vergeetende, hield niet lang den eed aan Gratianus gezwooren; maar doelde op middelen om zich zelven op den troon te zetten. Om zijn oogwit te bereiken, vergaderde hy een groote macht by een, waar meede hy naer Gallien rukte, en zich meester van dat gewest maakte, na dat hy door groote beloften, en het geven van veel gelds het daar leggende Keizerlijke leger op zijn zijde gebracht had, als ook Nederduitschland, en alle de volkeren in Duitsch Gallien. Gratianus, dezen opstand hoorende, vergaderde zo veel troepen by een als hem mogelijk was, en rukte met de zelve ongemeen spoedig naer Gallien; doch
nauwelijks was hy daar gekomen, of hy bevond dat zijn daar leggende oorlogsmachten door Maximus verraden, en hem afgevallen waren. Geen kleine ontsteldheid beneep daar over zijn ziel, dewijl hy niet wist wat hem in dezen toestand van zaken te doen stond. 't Was hem onmogelijk met een goeden uitslag dezen machtigen vyand het hooft te bieden, dewijl zijn leger te zwak was, en de Legioenen in Gallien, waar op hy zijn hoop gezet had, hem afgevallen waren. Niets scheen hem veiliger dan door de vlucht zich uit de handen zijner vyanden te rukken, en zich naer zijn stiefbroeder Valentinianus te begeven; doch zijn voornemen ontdekt zijnde, wierd hy door Andragathius, van zommige Andratius genoemt, de Medegenoot van Magnus Maximus, bedroogen, en binnen Lions in Gallien op den 25 Augustus in 't 383 jaar na Christus geboorte vermoord, na dat hy 29 jaaren 5 maanden, en 7 dagen geleeft, en 16 jaaren en 1 dag geregeerd had; te weten met zijn Vader, Broeder en Theodosius. Dus rampzalig eindigde deze doorluchtige en vroome Keizer zijn leven, die zo veel weldaden aan zijn onderdanen bewezen, zo veel oorlogen voor het rijk uit gevoerd, en zo ieverig voor de ware Kerk gestreden had. Zie A. Marcellinus, Viktor, Paulus Diakonus.