LVIII.
Markus Aurelius Numerianus.
Numerianus, van zijn Vader den Keizer Karus, voor zijn tocht naer 't Oosten, tot Medeheerscher aangenoomen, is in Languedok, binnen Narbona, gebooren; dog op wat dag, of in wat jaar melden geen schrijvers.
Zijn Vader was Keizer Markus Aurelius Karus, hier voor beschreven. Zijn Moeder is niet bekent. Zijn Broeder Markus Aurelius Karinus: zie van hem op 't voorgaande blad. Zijn Vrouw Arria; de dochter van den staatzuchtige Arrius Aper.
Deze Keizer, om zijn treffelijke hoedanigheden by de Romeinen in groote achting, was een der schoonste jongelingen zijns tijds, en zijn vader in vroomheid en dapperheid zeer gelijk. Om zijn uitsteekende welsprekentheid wierd hem door bevel des Raads een beeld opgerecht in de Boekzaal van Trajanus, met dit opschrift:
nvmeriano caesari, oratori temporibvs svis potentissimo.
dat is: Aan den tot het rijk voorschikten Numerianus, den alderkrachtigsten Redenaar zijns tijds. Niet minder had hy zich door zijn Poëzy vermaard gemaakt; waar in hy zo uitstak, dat ieder Virgilius in hem geloofde herbooren te zijn. Zeer kunstig beschreef hy zijn vaders reizen, ooreloogen en overwinningen op een hoogdravende Heldentrant. Toen zijn vader tegen de Sarmaaten optrok, liet hy edele blijken van moed en dapperheid zien. Heerlijk kweet hy zich ook in den oorlog tegen de Persiaanen, waarom hy van het krijgsvolk zeer bemind wierd. Na de dood van zijn dapperen vader wierd hem de Keizerlijke waardigheid van 't heir opgedragen, dewijl ieder hem waardig achte den troon van zijn Vader te betreeden. Zo zeer trof hem het verlies van zijn vader, die hy in zijn hart beminde, dat hy door 't schreien een deerlijke kwaal aan zijn oogen kreeg. Na dat hy met zijn vader den Persiaanschen Koning Narseus tot een voordeeligen vreede voor 't Roomsche rijk gedwongen had, nam hy voor met zijn zegepralend leger weder naer Rome te keeren; op welke te rug reis hy gedwongen was in een besloote draagzetel te zitten, om dat hy door zijn gedachte kwaal noch lucht, noch zon, of 't alderminste stofje in zijn oogen verdragen kon. Zijn staatzuchtige schoonvader Arrius Aper, wiens hart lang op de Keizerlijke waardigheid gedoelt had, en daar geen kans zag toe te komen zo lang Numerianus leefde, deze ongelegendheid des Keizers overweegende, oordeelde dat nu het gelukkig uur gebooren was, waar in hy, door de moord van Numerianus, kon tot zijn oogwit komen, dewijl hy, als hy wilde, by de draagzetel komen kon. Dit vervloekt voorneemen was zo dra niet beslooten, of d'uitvoering volgde; echter besloot hy de dood van Numerianus zo lang te verbergen, tot dat zich een bekwame
gelegentheid opdeed om zich voor Keizer op te werpen; doch de hitte, die men gemeenlijk in de Oostersche deelen gevoelt, was oorzaak dat het lichchaam een vuile stank van zich gaf, waar door het leger bemerkte dat hun Vorst vermoord was. Niet lang behoefden zy den moordenaar uit te vorssen, dewijl niemand dan Aper geoorloft was by de draagzetel te komen. Razende van toorne liepen zy naer Aper, die van hen gegrepen, en door de hand van Diokletus vermoord wierd, waar op het leger hem met den naam van Diokletianus tot Keizer uitriep. Dus eindigde deze rampzalige Keizer in 't 284 jaar na Christus geboorte zijn leven, na dat hy ruim 2 jaaren met zijn Vader en Broeder geregeert had. Zie Vopiskus, Eutropius, Viktor.
a. Zie wat ik van de straalkroon, en waarom ze aan Keizer Pupienus om te dragen toegestaan wierd op fol. 180 gezeit heb.
Zijn gedenkpenningen vertoonen oriens avgg. De opgaande Zonne der Keizeren; mars victor, Mars de Overwinnaar; ziende op zijn overwinningen met zijn Vader op de Sarmaten en Persianen bekomen. Deze laatste is by my doorboord, om welke reden ik iets van haar gewaande nuttigheid moet zeggen. Pomponius zeit, dat de Penningen der Byzantijnsche Keizers tegen de vallende ziekte zeer dienstig zijn, en dat haar vruchtgebruik by iemands uiterste wille kan vermaakt worden. Pollio en Chrysostomus getuigen, dat de Penningen van Alexander den Grooten, by zich gedragen, een langduurige gezondheid veroorzaaken. Of nu Hendrik de IV, Koning van Frankrijk, de kopere Otho om diergelijke reden op zijn borst gedragen heeft, weet ik niet; want Trallianus zeid, dat de Penningen om den hals gedragen eenige krankheden afweeren. Heden vind men noch menschen, die met geen minder zotte gedachten, de gesneede steenen met groote moeite en kosten vergaderen, en zelfs in hunne Muntkabinetten opsluiten; doch welke by my van geene verdiensten, noch eenige geloofwaardigheid kunnen zijn. Ten eersten, om dat uit de mindere en meerdere kunst in de zelve de aldersnedigste geenzins kan naspeuren wanneer, waar, en uit wiens orde de zelve gewrocht, en de wereld gemeen gemaakt zijn. Ten tweden, dewijl meest alle de gesneede steenen, op zijn best genomen, Amuleta, of bygeloovige Hulpmiddelen zijn, in het een of ander ongemak, ziekte en halsgevaar; uitgevonden in de latere eeuwen in Egipten van Basilides, en andere vyanden van den naam van Christus, die zich met de vuile en redelooze toverkunst (om volgens de wijze dier tijden te spreeken) bemoeiden.