LVII.
Markus Aurelius Karinus.
Karinus, van zijn Vader den Keizer Karus voor zijn tocht naer 't Oosten tot Medeheerscher aangenoomen, is in Languedok, binnen Narbona gebooren; doch op wat dag, of in wat jaar melden geen schrijvers.
Zijn Vader was Keizer Markus Aurelius Karus, hier voor beschreven. Zijn Moeder, is niet bekent. Zijn Broeder, Markus Aurelius Numerianus, met hem te gelijk Keizer, en van Arrius Aper vermoord. Of hy getrouwt geweest is weet men niet, eenige twijffelen, om dat Vopiskus zeit, dat hy op een tijd negen vrouwen nam; doch dat hy die te gelijk wederverstiet; echter vind men haar namen by geen schrijvers, zo dat de geleerden hier uit besluiten, dat deze negen niet zijne vrouwen, maar voorname vrouwen van anderen, die hy geschonden heeft, geweest zijn. Ook leeren ons zijn Penningen, dat zijn naam niet Decius Karinus, gelijk de Heer Gov. Bidlo in zijn Fabius Severus zeit, maar Markus Aurelius Karinus geweest is; want zijn Vader, schoon van een uitheemsche, lage, en duistere geboorte, nam den naam van Markus Aurelius aan, om dat hy wilde voor een Romein van afkomst gehouden zijn. Dit ziet men ook in Klaudius Gothicus, Aurelianus en Probus, die, zijnde van onbekende afkomst, zich echter de namen der voorname adelijke Roomsche stammen aangematigd hebben, en byzonderlijk die van Aurelius en Valerius, dat by letterkeer het zelve uitbrengt. Niet alleen noemt hem de gedachte Bidlo, Decius Karinus, maar hy maakt hem ook een geslachtboom in zijn rampzalige Fabius Severus, die nergens dan in zijn harsenen te vinden is; als een Vrouw, Flavia Faustina; een zoon, Emilius; een voorzoon, Fabius Severus, wiens vrouw hy Vituria noemt; en een voordochter,
Julia. Wie hoorde ooit van zulk een vermetelheid?
Nauwelijks was Karinus ten regeerder over Gallien, Italien, Illyrien, Spanje, Brittanje en Afrika van zijn vader gesteld, of hy spatte in alle dartelheden uit. De Raad, aan wiens zorg zijn vader hem voor zijn tocht naer 't Oosten bevoolen had, zulks hoorende, verzocht hem zijn haatelijk leven de schop te geven, en op het spoor van zijn doorluchtigen vader te treden; doch in plaats van hun billik verzoek te onderwerpen, schreef hy hen trotse brieven, en ging in zijn schandelijk leven voort. Zijn aangeboore wreedheid had zelfs in zijn eerste jaaren zijn vader zo bedroeft, dat hy dikwils uitborst: 't is mijn zoon niet! Na de dood van Karus spatte hy in alle gruwelen uit. Zijn hof scheen niet anders dan een vergaderplaats van speelders, danzers, zangers, bootzemakers, hoeren en hoerewaarden. Veele voortreffelijke mannen, hem, om acht op zijn leven te nemen, en in vorstelijke deugden en wetenschappen te onderwijzen, van zijn vader toegevoegt, liet hy vermoorden. Edele en onedele vrouwen en dochteren wierden door hem geschonden. Dan nam hy deze, dan geene ten vrouw; doch nauwelijks waren zy van hem bezwangert, of hy verstiet ze weder. Alle rijkszorgen schoof hy van hem op de schouderen van Karausius, die over de Britannische zee tot in Brittanie voortgerukt zijnde, de roofgierige Gallen sloeg, een grooten roof bekwam, die voor zich zelven hield, daar na zich voor Keizer opwierp, en eindelijk van zijn spitsbroeder Alektus onderkropen en gedood wierd. Niets verrichte hy dat loffelijk was, ten waar men het verslaan van Sabinus Julianus, die ten besten van 't gemeen in Italien gevallen was, aan zijn arm wilde toeschrijven. Ondertusschen zakte
Diokletianus, na de dood van Karus van 't leger in 't Oosten tot Keizer verklaard, naer Italien af. Karinus ziende, dat deze aantocht zijn staat gold, verzamelde zijn krijgsmachten by een, en rukte met deze naer Mesien, om Diokletianus in zijn voortgang te stuiten. Bloedig was de slag, dewijl aan wederzijde hartnekkig gevogten wierd. Echter kon niemand zich de zege toeschrijven, dewijl zo Karinus als Diokletianus met hun machten achter uit deinsden. Na eenige dagen vertoevens greepen deze Vorsten elkander weder aan; doch zeker Hooftman, wiens vrouw ook door Karinus geschonden was, en eer genoodzaakt zijn hoon in te kroppen, had voorgenomen nu een rechtvaardige wraak over zijn beledigde eer te nemen, weshalven hy geduurende het gevecht op Karinus aanviel, hem doorstak, en door die daad de zege aan Diokletianus gaf. Aldus eindigde die dwingeland in 't 285 jaar na Christus geboorte zijn leven, na dat hy zo met zijn Vader, Broeder, als alleen 2 jaaren, en ruim 8 maanden geregeert had. Zie Vopiskus, Suidas. Eutrop. In hem zien we, dat doorluchtige ouders ontaarde kinderen kunnen voortbrengen, en niet alleen in hem, maar ook in den zoon van den vermaarden Veldoversten Quintus Fabius Maximus Allobrogices, dien door zijn schelmstukken, hoereryen en snoode geldverkwistingen, van den Schout Quintus Pompejus verboden wierd zijn vaders goederen te gebruiken. Wat zeg ik van Scipio, den zoon van d'oudsten Scipio Afrikanus? wat van Klodius Pulcher? of wat van den verhoerden Quintus Hortensius, den Neef van Hortensius Korbio? Zie Livius, Appianus,
Tacitus, enz.
a. Zijn gedenkpenningen vertoonen victoria avg. Keizerlijke overwinninge; aeter nit. augg. Aan de Eeuwigheid der Keizeren; principi ivventvt. Aan den Vorst der Jeugd; pietas avgg. De Godvruchtigheid der Keizeren; virtuti avgg, Aan de deugd der Keizeren, enz.