LV.
Kajus Aurelius Valerius Probus.
Probus, van 't krijgsvolk tegen zijn wil tot Keizer verklaart, want hy riep: Spitsbroeders, bedenkt u wat gy doet, indien ik Keizer wierd zulks zou noch u noch my nut zijn, daar zou geen vergenoeging wezen, vermits ik u niet vleyen kan, is binnen Sirmium, nu Schremmia genoemt, in Pannonien, gebooren; doch in wat jaar melden geen schrijvers. Hy is d'eerste die ons in deze rang van haar Koninklijke Majesteit van Zweden, Kristina, met een helm, die 't hooft dekt, te voorschijn komt, alhoewel de dappere Postumus en Klaudius Gothicus ons ook zo op de Penningen ontmoeten; doch zijn meeste Penningen vertoonen hem, of gelauriert, of gestraalkroont. Ook is hy de laatste geweest, die, volgens d'aloude gewoonte der Romeinen, getriomfeert heeft, waar van ik de gedachtenis by de Heer de wilde op een Penning zag verbeeld, vertoonende de Keizer in triomfeerend gewaad, dragende den gewoonelijken arendstaf in de hand, hebbende een geborduurde rok aan: en op het ruggestuk de zon op zijn wagen (het geen ook zijn opzicht heeft op des Keizers zegepraal) getekend: soli invicto, Aan de onverwinnelijke Zon.
Zijn Vader is niet bekent. Zijn Moeder, een edele vrouw, word niet genoemt. Zijn Zuster was Klaudia, van wie hy ter aarde besteld is, na dat hy door de moetwillige soldaaten dood geslagen was. Zijn Vrouw, Julia Prokula, by wie hy eenige kinderen, die niet genoemt worden, en jong gesturven zijn, teelde.
a. Deze doorluchtige Keizer, wiens naam Probus, en wiens gemoed Vroom was, is, schoon uit geringe ouders gebooren, door zijn dapperheid en deugden van trap tot trap tot de Keizerlijke waardigheid opgeklommen. Onder Keizer Valerianus Hooftman gemaakt zijnde, droeg hy zich zo dapper, dat niet alleen de Sarmaaten door hem geslagen wierden; maar hy verloste ook den gevangenen Valerius Flakkus, een van Valerianus bloedvrienden. Onder den verwijfden Gallienus heeft hy met de dappere Postumus de Germanjers uyt Gallien gedreven. Geen minder hulpmiddel was hy van de Overwinning, die Keizer Aurelianus op de Palmyreenen verkreeg. Ook betuygde Keizer Tacitus, dat hy meer recht tot het gebied had als hy, die hem het Landvoogdyschap van 't Oosten opdroeg, en zijn Meede Burgermeester maakte. Wat zeg ik van zijn ooreloogen in Afrika, eer hy noch Keizer was, gevoert? Op wat wijze hy Keizer gemaakt is, heb ik boven getoont. Zijn vertoog aan den Raad was zo zedig, dat zich ieder over zijn verheffing verheugde. Zijn eerste werk was de moordenaars van Aurelianus, doch zonder wreedheid, te straffen. Daar na trok hy de Gothen onder d'oogen, die byna geheel Gallien overstroomden, en herstelde dat Landschap weder in zijn voorige luister. Daar na viel hy in Duytschland, en greep den vyand niet verre van Straatsburg aan, alwaar hy hen, na 't storten van veel bloed, overwon. Toen moest het Illyrien gelden, alwaar hy de roofgierige Sarmaten zo gelukkig sloeg, dat maar eenige weinigen zijn handen ontkwamen. Terwijl hy van daar voorttoog om in Thracien de Scyten te
dempen, wierp zich eenen Saturninus in Byzantium voor Keizer op. Spanje, Britanje en Gallie hadden zich ook aan Bonosus (een meer gebooren tot zuipen als om te leven) en Prokulus onderworpen, die ook den naam van Keizer aannamen. Om deze oproerders van zijn staaten te dempen, zond hy een Hooftman met een gedeelte van zijn macht naer Byzantium. Met zijn overgeblevene oorlogstroepen rukte hy zelfs Bonosus en Prokulus onder d'oogen, die ook alles van hun kant ten tegenweer vervaerdigden. Bloedig was de slag, en rampzalig voor de twee opgeworpene Keizers, dewijl de Duytschen hen af, en Probus toevielen, ja Bonosus verhing zich uit wanhoop, waar over het volk al scherzende zei: Hy heeft geen mensch, maar een wijnvat opgehangen. Niet minder waren zijn oorelogen tegen de Blemyen uitgevoerd. Narseus, Koning van Persien, wierd door zijn dapperheid en gelukkige oorlogstochten zo verschrikt, dat hy van hem den vreede verzocht, en aan hem eenige giften zond, waar over Probus dus aan hem schreef: ik ben verwonderd dat gy ons dit weinige zend, daar al uw schatten haast geheel onder ons zullen staan; bewaar 't geene gy bezit zo lang als 't u mogelijk is, als wy 't hebben willen, weeten wy, hoe wy ons daar van Meester zullen maken. Waarelijk, hadden de soldaaten over de verwinningen van Keizer Aurelianus reden om dit liedje in 't leger te zingen,
Mille Francos, mille Sarmatas, semel & semel occidimus:
Mille, mille, mille, mille, mille Persas quaerimus.
dat is;
Duizend Franken, en Sarmaten hebben we eens en eens verslagen,
Die na duizend, duizend, duizend, duizend, duizend Persen vragen.
Hoe veel te meer reden hadden zy om zich over Probus te verwonderen, en zijn oologsdaaden tot den hemel te verheffen? Doch deze dappere Keizer is van zijn soldaten by Sirmium, alwaar hy hen gebood een moeras op te drogen, op den 2 November in 't 282 jaar na Christus geboorte, op een hogen toorn gejaagt, en daar na vermoord, na dat hy 6 jaaren en 4 maanden geregeert had. Zie Eutropius, Viktor, Vopiskus, Pomponius Letus.