LIII.
Markus Klaudius Tacitus.
Tacitus, van den Raad tot Keizer verkooren, is in 't 954 jaar na de bouwinge van Rome, en in 't 202 jaar na Christus geboorte te Rome gebooren.
Zijn Vader en Moeder worden nergens genoemt. Zijn Vrouw is niet bekent; maar Vopiskus zegt, dat het dragen van Juweelen haar door den spaarzaamen Keizer, haar man, verbooden wierd, terwijl hy zelfs, tot de Keizerlijke waardigheid verheven zijnde, nooit van gewaad veranderde. Zijn Broeder was Markus Annius Florianus, na hem Keizer, en na een regeering van 2 maanden en 2 dagen vermoord. Voorts had hy zulk een achting voor zijn Naamgenoot, den Historischrijver Tacitus, van hem onder zijn voorzaaten getelt, dat hy zijn beeltenis op alle boekeryen deed stellen, en gebood zijn boek op ieder jaar tienmaal uit te schrijven, waar na hy die in d'algemeene Boekvertrekken liet plaatzen. Een heerelijke omzichtigheid voorwaar; doch die zo weinig dien doorluchtigen schrijver te stade is gekomen. Zie Vopiskus.
a. Hoe snood het rijk van Julianus voor deze van het krijgsvolk gekocht is, heb ik voorheen op zijn plaats getoont. Hoe veel Tierannen daar te gelijk naer dongen, is door my in 't beschrijven van Gallienus verklaart. Nu wilde het niemand te geef hebben, dewijl des zelfs bezitters zo rampzalig door het baldadig krijgsvolk vermoord wierden. De Raad, des krijgsvolks wrevelheid kennende, wilde geen Keizer verkiezen, maar begeerde, dat de soldaten die keur zouden doen: deze schoven het weêr op den Raad, en die weêr op de soldaaten. Eindelijk liet het krijgsvolk aan den Raad weten, dat zy uit den hunnen geen Keizer wilden maaken, noch lijden, vermids al de hoofden van 't leger, of door boosheid, of door misverstand, deel aan de moord van Aurelianus hadden. Ruim vyf maanden duurde deze twist, in welken tijd de Gallen en Duitschers over den Rhijn trokken, en de daar aan gelege landen verwoesten. Eindelijk vergaderde de Raad op den 25 September in 't 276 jaar na Christus geboorte op het Raadhuis van Pompilianus, waar in de Burgermeester Velius Kornificius Gordianus zich aldus liet hooren: Wy stellen u voor, Beschreve Vaders, het geen wy meermaalen hebben voorgestelt. Men moet een Keizer verkiezen. Het leger kan zonder Prins niet langer bestaan, dewijl de nood zulks vereischt; want men zeit, dat de Duitschers uit hunne paalen over den Rhijn geborsten zijn, en verscheide sterke, edele, rijke en machtige steden vermeestert hebben. Indien van de Persiaansche beweegingen al niet gerept word, zo denkt evenwel,
dat de zinnen der Syriers licht zijn, zo dat zy zich liever van vrouwen willen laaten beheeren, dan onze heiligheid verdragen. Wat zeg ik van Afrika? wat van Illirien? wat van Egipten, en de legers dier landen? hoe na gelooft gy dat zy zonder Prins zullen kunnen bestaan? Wel aan dan, Beschreve Vaders, noemt een Prins: het leger zal dien gy verkoren hebt aanneemen, of zo gy het weigert, een ander maaken. Als nu Tacitus, die de eerste stemmende Raadsheer was, hier op zijn reeden, onzeker wie, wilde beginnen, hebben al de Raadsheeren geroepen: Tacitus Augustus, de Goden behoeden u. Wy verkiezen u, wy maaken u Prins, wy beveelen u de zorg der Republijk en van de heele weereld aan. Neem het gebied uit bevel van den Raad aan: uw leven, uw geboorte, en uw geleertheid verdiend dit. De Prins des Raads word met recht tot Augustus verkooren. De eerste stemmende Raadsheer word met recht Keizer gemaakt. Wie heerst beter als een achtbare? en wie beter als een geletterde? Gy, die andere Princen hebt verdragen, weet hoe men moet regeeren. Gy, die over andere Princen geoordeelt hebt, weet hoe men het rijk moet bestieren. Maar hy antwoordde: Ik verwonder my, Beschreve Vaders, dat gy in plaats van den dapperen Keizer Aurelianus een oud man tot Prins wilt maken. Ziet hier de leden, die met werpschichten zouden gooyen, die een lans zouden bestieren, die op de schilden zouden donderen, en die, de soldaten tot een voorbeeld, geduurig zouden te paard zitten.
Nauwelijks zijn zy bekwaam om den last van den Raad te dragen. Nauwelijks uiten wy onze meening daar ons de plaats toe dringt. Ziet naarstig toe, wat jaaren gy uit de slaapkamer, en de schaduwen in de hitte en koude zend. Gelooft gy, dat de soldaaten een oud Keizer zouden aanneemen? ziet toe, dat gy den staat niet dien gy wilt tot een Prins geeft: my stoot alleen tegen de borst, dat gy my eenstemmig verkoren hebt. Hier op liet de Raad zich dus hooren: Trajanus, Hadrianus en Antoninus zijn in hun ouderdom Keizers geworden. Gy hebt ook wel gelezen van den grijzen baard des Roomschen Konings. Wie regeert beter als een oud man? Wy maken u tot Keizer en geen soldaat. Gebied gy de soldaten, en laten zy vechten. Gy hebt voorzichtigheid, en een goeden Broeder. Severus zeide, dat het hooft, en niet de voeten, regeerde. Wy hebben uw geest, en niet uw lichchaam verkooren. Hier op was Tacitus gedwongen de Keizerlijke waardigheid aan te neemen, die, om de gunst van 't leger te winnen, al zijn goed aan de soldaten gaf; doch nauwelijks had hy 't rijk 6 maanden en 20 dagen geregeert, of een felle koorts rukte hem te Tarsis in Cilicien weg, te weten, op den 13 April in 't 277 jaar na Christus geboorte, zijnde ruim 75 jaaren oud. Zie Viktor, Vopiskus. Dat hy de Gotthen uit Cilicien gedreven en overwonnen heeft, bevestigt een penning, vertoonende een staande Overwinning; getekent victoria goth, De Gotthen overwonnen.