XLVII.
Publius Kornelius Licinius Valerianus.
Valerianus, van het leger, in het Alpische gebergte leggende, tot Keizer verkooren, terwijl Emilianus van de soldaaten in Thracien de Opperheerschappy opgedraagen wierd, is in 't 934 jaar na de bouwinge van Rome, en in 't 182 jaar na Christus geboorte te Rome gebooren Zie Eutrop.
Zijn Vader was eenen Valerius Flakkus; gesprooten uit den stam der Kornelien. Zijn Moeder word niet genoemt: afkomstig uit het geslacht der Licinien en Valerien. Zijn I Vrouw is niet bekend: by wie hy Gallienus, met hem te gelijk Keizer, teelde. Zijn II Vrouw was Mariniana; een ongelukkige vrouw, by wie hy Publius Aurelius Licinius Valerius Valerianus won, door zijn halve Broeder Gallienus tot Augustus verklaart, en door hen beide na haar dood onder de Goden gestelt, gelijk een penning by S. Schijnvoet bevestigt, vertoonende een Pauw met een uitgebreide staart; getekent consecratio, Vergoding. Zy is in hechtenis by Koning Sapor voor haar man gesturven.
a. Zijn overwinningen op de Parthers en Germanjers worden niet alleen van Trebellius Pollio, en andere beschreven, maar ook door twee van zijn penningen bevestigt, waar op d'eene een palmdragende Verwinning, houdende een schild, met gevangens aan den voet, afgebeeld staat; getekent vict. parthica, Overwinning op de Parthen; en op d'andere een palmdragende Verwinning met gevangens aan den voet te zien is; getekent vict. germanica, Overwinning op de Germanjers.
b. Onder Keizer Decius wierd hy tot Tuchtmeester verkooren; in het besluit der verkiezers stond hy dus afgemaalt: Het leven van Valerianus is de tucht zelve. Laat hy ons alle oordeelen, die beter is dan ons alle. Hy velle oordeel, wien niets kan verweten worden, over ons leven. Van zijn geboorte af is hy een Tuchtmeester geweest, hy is een voorzichtig, zedig, en achtbaar Raadsheer: een vriend der Goden, een vyand van tieranny, misdaaden, en van ondeugden. Deze neemen wy alle tot Tuchtmeester aan. Deze willen wy alle navolgen. De voornaamste in afkomst, uit edel bloed, van een onbesproken leven: vermaard in geleertheid: een voorbeeld der zeden, en oudheid. Zie Treb. Pollio. Van Pomponius Letus word hy dus genoemt: Homo majoris spei ac opinionis quam fortunae. dat is: Een man van grooter hoop en gedachten dan van geluk.
c. Toen hy na een rampzaligen veldslag tegen de Persianen van Sapor gevangen was, trok zijn vrouw Mariniana naer den Persiaan, op hoop van haar man door haar traanen en gebeeden uit den kerker van dien Barbaar te verlossen. Ook lieten zich aan zijn verlossing drie Koningen, als de groote Belsolus, Balerus, Koning der Kadusieren, en Artabasdes, Koning der Armeniers, zeer gelegen zijn. De eerste schreef aan Sapor aldus: Indien ik wist dat de Romeinen t'eeniger tijd geheel konden overwonnen worden, ik zou my over de verwinning, die gy weg draagt, verheugen. Maar om dat dat volk, of door 't noodlot, of door dapperheid, veel vermag, zie toe, dat het gevangen nemen van een oud Veldheer, en dat noch door bedrog, u en uwe nakomelingen geen kwaad brouwe. Bedenk eens wat al volkeren de Romeinen van vyanden de hunnen hebben gemaakt, van wie zy dikwils overwonnen zijn geweest. Zeker, wy hebben gehoord dat de Gallen hen hebben overwonnen, en die groote stad verbrand; nu zijn de Gallen de slaven der Romeinen. Wat de Afrikanen? hebben zy hen niet overwonnen? zeker, zy zijn slaven van de Romeinen. Van ouder en misschien onbekender voorbeelden zeg ik niets. De Pontische Mithridates heeft geheel Azie bezeeten: hy is overwonnen, en Azie in de macht der Romeinen. Indien gy my raad vraagt; zo gebruikt de gelegentheid tot vreede, en geef Valerianus aan de zijnen weder: ik verbly my over uw geluk, indien gy 't maar weet te gebruiken. De
twede liet hem dus hooren: De my te rug gezondene hulptroepen, ongeschonden en behouden, hebbe ik dankbaarlijk ontfangen: maar dat Valerianus, de Prins der Princen, gevangen is was my niet zeer aangenaam; ik zou my meer verblijden indien hy weder gegeven wierd. Want de Romeinen zijn dan het zwaarste wanneer zy overwonnen zijn. Handel derhalven als een voorzichtig man betaamt; en laat u het geluk niet opgeblazen maaken, dat veele bedrogen heeft. Valerianus heeft een zoon, die Keizer, en een Neef, die Cesar is. En wat? Hy heeft ook de heele Romeinsche weereld, die geheel tegen u zal opstaan. Geef derhalven Valerianus weder, en maak met de Romeinen vreede, die ons om de Pontische volkeren ook voordeelig zullen zijn De derde schreef dus: Ik neem deel in uw overwinning: maar ik vrees, dat gy niet zo zeer gewonnen als ooreloogen op uw hals gehaalt hebt. De Zoon, de Neef, de Romeinsche Veldheeren, heel Afrika, heel Spanje, heel Italien, en alle de volkeren, van 't Oosten, en Pontus, die met de Romeinen overeen stemmen, of tot de Romeinen behooren, zullen Valerianus weder eischen. Gy hebt dan maar een oud man gevangen, en al de volkeren van de wereld u ten vyanden gemaakt; misschien ons ook; die u hulptroepen gezonden hebben, die uw naburen zijn, en die voor u, onder malkanderen vechtende, beducht zijn. Maar noch de traanen van Mariniana, noch deze
brieven der Koningen konden Sapor bewegen, die hem eindelijk in 't 259 jaar na Christus geboorte, in een ouderdom van 77 jaaren, na hem eerst voor een voetbank in 't te paard klimmen gebruikt hebbende, liet levendig villen, en het vellooze vlees met zout wrijven, na dat hy ruim 6 jaaren met zijn zoon Gallienus geregeert had. Zie Treb. Pollio, Eutropius, Viktor, Sext. Rufus.