XLII.
Quintus Herennius Etruskus Messius Decius.
Etruskus Decius, van zijn Vader Trajanus Decius tot Medeheerscher aangenoomen, is in 't 980 jaar na de bouwinge van Rome, en in 't 228 jaar na Christus geboorte gebooren.
Zijn Vader was Keizer Kneus Messius Quintus Trajanus Decius, hier voor beschreven, en na zijn dood van den Raad onder de Goden geplaatst Eutropius 9 B. Zijn Moeder, Herennia Etruscilla; naer wien hy Herennius Etruskus genoemt wierd. Zijn Broeder, Kneus Valens Hostilianus Messius Quintus: zie van hem op 't volgende blad. Zijn Vrouw, Tryfena; de dochter van Severus Hostilianus, en de Zuster van Valens Hostilianus Messius Quintus de jonge. Of hy kinderen gehad heeft weet men niet, dewijl geen schryvers daar gewag van maken, en eenparig stil zwijgen.
a. Hoe wreed Filippus van alle de schrijvers afgemaalt word, ontmoete my echter in 't doorbladeren van Suetonius een wreedheid van Augustus, die zijne, en alle wreedheden van Tierannen te boven gaat, en onze opmerking wel waardig is; te meer, dewijl de goedertierentheid van Augustus van alle de schryvers tot den hemel toe verheven werd, en Seneka in 't 1 B. 9 H. der Gerustheid het gunt hy aan Kneus Kornelius Cinna den Grooten bewees, met onsterfelijken ink heeft geschreven. Toen Augustus, met Markus Antonius en Lepidus een verbond opgerecht hebbende, den Filippischen oorlog in twee veldslagen ten einde bracht, vond men onder de gevangenen veel aanzienelijke mannen, die, wyl zy moesten sterven, om begravenisse baden, waar op hy dus antwoorde; uw begravenisse zal in de macht en aan het believen der vogelen staan. Maar, o ongehoorde wreedheid! als onder anderen ook een zekere vader en zoon voor de behoudenisse hunner levens hem baden, geboot hy hen te looten, of tegen malkanderen te vechten. De vader hem zelve om te vechten aanbiedende, wierd van zijn zoon gedood, die, herdenkende wat hy gedaan had, en ziende zijn vader sterven, zich op dat oogenblik, voor de oogen van Augustus, met een gewillige dood ombracht. Deze wreedheid was zo haatelijk in d'oogen van alle de andere gevangenen, waar onder zich ook Markus Favonius, die groote navolger van Katoos deugden, bevond, dat zy Antonius eerbiedig groetten, en Augustus met zwaare scheldwoorden lasterden. Suetonius 2 B. 13 H.
b. De Gotthen, van zommige ook Geten en Scyten genoemt, tot een groot volk aangegroeid zijnde, waaren genoodzaak, dewijl hun vaderland hen te klein viel, naer andere landen om te zien. Eerst vervulden zy byna alle de landen in 't Noorden. Hun sterke leden, grove zeden, en wreed aanzien deed ieder voor hen beven. Niemand durfde op hun aankomst stand houden, waar door de landen en steden verlaten wierden, en woest bleven leggen. Om de paalen van hun gebied noch verder uit te zetten, rukten zy met een machtig leger naer Thracien, en ontzaagen zich niet de Romeinsche steeden, ontrent den Donauw, aan te tasten, en deerelijk te verwoesten. Om dit dreigend oorlogsvuur in zijn geboorte te smooren, trok Trajanus Decius, en zijn zoon Etruskus Decius tegen hen op. Voorspoedig lieten zich hunne zaaken in den beginne aanzien, dewijl de Gotthen door hen op de vlucht gedreven wierden, en zy hen den bekoomen roof weder ontweldigden. Deze nederlaag stond de Gotthen op dertig duizend mannen. Weinig wierd dit verlies by hen geacht, dewijl hunne oorlogsmachten in ontrent driemaal honderd duizend mannen bestonden. Na eenige dagen vertoevens trokken deze twee machtige volkeren elkanderen weder onder 't gezicht. Onbeschrijvelijk was de aanval der Gotthen, en de moed der Romeinen, die echter het woeden van dien aanval niet konden wederstaan, en allengskens te rugge deinsden. Bloedig was die slag, en doodelijk voor de Romeinen, die genoeg te doen hadden om de ontbloote deelen hunner lichchaamen met hunne schilden voor de pylen der Gotthen te dekken; doch toen de Gotthen als verwoede menschen op hen invielen, waren zy gedwongen hun geweer weg te werpen, en te vluchten. Wat zeg ik vluchten? De verbaastheid
der Romeinen was zo groot, dat zy in onorde geraakt zijnde, elkanderen ter neêr wierpen, vertraden, en schadelijker waren dan de vyanden zelfs. Grooter onheil was nooit den Romeinen overgekomen, dewijl by na hun geheele krijgsmacht sneuvelde, nevens den Keizer Trajanus Decius, die met zijn paard in een moeras verstikte, daar hy nooit weêr uit te voorschijn kwam. Ook wierd zijn zoon Etruskus Decius met een pijl doorschooten. Aldus einde deze jonge Keizer in 't 252 jaar na Christus geboorte zijn leven, na dat hy 24 jaaren geleeft, en 2 jaaren en 2 maanden met zijn Vader geregeert had; waar na hy van den Raad vergood is. Zie Eutropius, Orosius, enz. Zijn Penningen, verbeelden niets ongemeens, noch aanmerkens waardig.
c. Zommige schrijvers gelooven, dat Gallus, begeerig om zelf Keizer te zijn, eenige zijner geheime vrienden, en medeverraders naer de Gotthen zond, die hen de middelen openbaarden, waar door zy het Keizerlijk heir zouden kunnen verstrikken. Deze waren, een gedeelte van hunne oorlogsmachten te laten verslaan; daar na moesten zy de Keizers Decius en Etruskus met de zijne in hunne laage by 't moeras zien te lokken, 't geen ook geschiedde. Zie Viktor van de Keizers 2 deel.