XL.
Markus Julius Filippus de II.
Filippus de II, van zijn vader tot Medeheerscher verklaart en aangenomen, is in 't 989 jaar na de bouwinge van Rome, en in 't 237 jaar na de geboorte van Christus gebooren.
Zijn Vader was Keizer Markus Julius Filippus, een Arabier: zijn Moeder, Marcia Octacilia Severa, beide op 't voorgaande blad beschreven.
a. In dezen jongen Vorst heeft de Deugd, de Manhaftigheid, en een ernstig gelaat uitgeblonken. Noch belachchelijke tooneelspeelen, noch schersseryen, veel minder schimpredenen konnen hem tot lachchen bewegen; zelfs heeft men hem van 't vyfde jaar zijns levens tot de uure zijns doods nooit zien lachchen. Ook vertoornde en schaamde hy zich niet weinig, toen hy zag dat zijn vader in de Eeuwspeelen overluid uitschaterde; waarom hy, in zijn ziel daar over beschaamt, zonder hem te willen aanzien, terstond van hem weg ging. Van zijn Deugd gewaagt een zijner penningen, waar op hy te paerd gezeeten, als van eenige overwinning wederkomt, getekent virtvs avg. De deugd des Keizers. Hoe heerlijk deze deugd is, en hoe groot haar lof, toont Klaudianus in zijn Lofgedicht op het Burgermeesterschap van Mallius Theodorus, waar in hy dus spreekt:
Ipsa quidem pretium virtus sibi &c.
dat is:
Deugd is haar eigen loon, die, veilig en ontslagen
Van 't heerschen der Fortuin, nooit werd ten top gedragen
Door tekenen van staat; nooit gunst verzoekt te leen,
Om luisterig te zijn, van 't juichende gemeen;
Op wie geen lof hecht, noch geen bystand heeft vermogen;
Die rijk is van zich zelve, en, t'elkens onbewoogen,
Als uit een hoogen burgt vast aanziet en veracht
't Bewegen en 't gewoel van 't menschelijk geslacht;
Wie tegen haaren dank steeds d'eer volgt op de hielen,
En minzaam vleid, en streelt: dat blijkt aan groote zielen,
De Burgermeesteren, getrokken van de ploeg,
En d' Amptenaars in 't veld gevonden, klaar genoeg.
Doch deze Deugd is, om recht te zeggen, Manhaftigheid; want geen andere deugd schijnt onder de benaaming van Virtvs door de Romeinen op de penningen gebracht, daarom in mannelijke gestalte uitgebeeld, om dat hy mannelijk en sterk behoort te zijn die haar bezat. Ook betekent Virtvs, indien men op de oorspronkleiding en betekening van dat woort ziet, zo in 't Grieksch als Latijn, Manhaftigheid: des ziet men op een penning van Gordianus by Dr. Smids een Herkules, die snel van zich kijkt, steunende met den eenen arm op zijn knots, hebbende den anderen op den rug geleit. Op een van Maximianus wringt Herkules een Leeu, voor de borst, met d'armen zamen. Op, een andere geeft de Keizer de hand aan 't beeld van de Manhaftigheid, om eenig verbod mede te bevestigen. Karakalla, Trajanus en andere te paarde gezeten, willen een ter nedergeworpen vyand overrijden, en met een werppyl treffen. De Filippen komen te paarde weder, als van eenige overwinning. Op een van Gallienus draagt het Mannenbeeld een krijgsspies, en legerteken. Op anderen een Overwinningbeeldje in de hand, om het einde hunner daaden te betekenen; op een van Severus word die Keizer een overwinningbeeldje in zijn hand houdende, van de Manhaftigheid gekroont. Op de penningen van Magnus Maximus en Honorius zit de Manhaftigheid, als een gewapende krijgsheldinne, op een stoel, met een korten staf, of spies, in d'eene, en een wereldkloot in d'andere hand, onder de benaaming van virtvs romanorvm, Manhaftigheid der Romeinen; doch alle de andere zijn geteekent virtvs avg. of
avgg. Manhaftigheid des Keizers, of der Keizeren. Van deze Manhaftigheid zingt Horatius in zijn 3 B. 2 Gezang aldus:
Virtus repulsae nescia sordidae. &c.
dat is:
Manhaftigheid kent in geen ding
Met heerlijke eere blaken.
Zy neemt geen Byl- of Bondelrecht,
Gelijk zy 't ook niet nederlegt,
Op 's volliks gunst, en winden,
Die 't wel of kwalijk vinden.
Manhaftigheid doet die 't verdien.
Het lot der sterfflijkheid ontvliên,
b. In het twede jaar zijner regeering heeft hy met zijn Vader het duizendste jaar van Romes opbouwing, met een ongemeenen toestel, gevierd: de groote Renbaan en het Speelhuis van Pompejus scheen door 't ontzielen van 21 Olifanten, 10 Elanden, 10 Tygers, 60 Leeuwen, 30 Luipaarden, 10 Hyenen, 10 Kameelen, 20 Woudezels, 40 wilde Paarden, 1 Neushoorn, 1 Waterpaard, en 2000 Menschen in 't bloed te zwemmen; ja 't volk was zo bezig in 't spel t'aanschouwen, dat het drie dagen en drie nachten achter malkanderen zonder eeten, drinken of slapen, onder 't licht van een groote meenigte van ontstooke toortzen, doorbracht: door welke toortzen het heerlijk speelhuis van Pompejus in brand geraakte, waar van de vlam voort liep, en het beste deel der stad vernielde. Zie Pomp. Letus.
c. Nauwelijks hoorde de Roomsche Lijfschutbende te Rome den moord van den ouden Filippus, of zy vermoorde hem in 't 249 jaar na Christus geboorte, na dat hy 12 jaaren geleeft, en 5 jaaren met zijn Vader geregeert had.