XXXII.
Julius Maximinus Pius.
Maximinus, van de soldaaten in Duitschland, niet verre van Ments, na de moord van Alexander tot Keizer verheven, is in 't 917 jaar na de bouwinge van Rome, en in 't 173 jaar na Christus geboorte in een gering dorp van Thracien gebooren.
Zijn Vader was Mikka, een Goth van afkomst, die op het gebergte van Thracien een Koeherder geweest is. Zijn Moeder, Ababa; een Alaane van geboorte. Zijn Vrouw, Julia Paulina. Wie haar ouders geweest zijn, vind men by geen schrijvers. Ook twisten de liefhebbers der Penningen over haar geboorte; want zommige gelooven dat zy de Moeder, andere dat zy de Zuster van Hadrianus geweest is: by deze won hy Kajus Julius Verus Maximus, met hem te gelijk ten troon verheven, daar weêr afgebonst, en vermoord. Een kuische en niet min schoone vrou, die hem met alle zachtmoedigheid, ja met gebeeden en traanen van zijn wreedheid poogde af te leiden, en tegen wien hy dikwils dus uitborst:
Kan niet bestaan, indien gewelt en dwinglandye,
Niet eerst bevestige den grond der heerschappye.
Na veel rampen en versmaadingen uitgestaan te hebben, is zy eindelijk uit last van haar man gedood; doch om haar heerelijke deugden van den Raad onder de Goden gestelt. Zie Ammianus 14 B.
a. Deze onbezuisde, die van een harder, door de gunst van Keizer Alexander, tot een Oversten eens Legioens opgeklommen was, en daar na het gezag over het geheele leger der Romeinen in Duitschland kreeg, ging in grootte en onbezuistheid ieder een te boven, dewijl hy over de 8 voeten lang was. Zijn slechte opvoeding was oorzaak, dat hy noch de deugd, noch verkregene weldaaden achte; want nauwelijks was hy zo hoog in top van eer geklommen, of hy lei op het leven des Keizers, zijn weldoender, toe, dien hy ook met zijn moeder, door het baldadig krijgsvolk tot Keizer opgeworpen zijnde, heeft laten vermoorden. Herodianus 6 B.
b. Nauwelijks had hy de zaaken in Duitsland beslecht, of hy begon zijn bloeddorstigheid en wreedheid te toonen. Alle voornaame Raadsheeren, en geleerde mannen, dien Alexander in de belangens van 't rijk toegevoegt waren, liet hy dooden; alle die maar van verklikkers voor 't recht geroepen wierden, waren lyveloos. Meer dan vier duizend menschen liet hy op een tijd om 't leven brengen: eenige wierden door wilde dieren verscheurt, andere aan kruissen genagelt, noch andere in huiden genaeit, waar in zy levendig moesten verrotten; doch nooit was hy verwoeder, dan toen hy hoorde, dat Gordianus in Afrika tot Keizer verklaard was; als razende wierp hy zich ter aarde; stiet zijn hooft tegen de muuren; trok zijn zwaard uit, na 't verscheuren van zijn klederen, en dreigde den heelen Raad met de dood. 't Was zijn vrienden niet mogelijk hem te stillen, en hy zou niet lichtelijk aan 't bedaaren gekomen hebben, indien hy, door 't inzwelgen van wyn, niet van zijn zinnen berooft was geworden. Zie Herodianus Aurelius Viktor. Suidas.
c. In gierigheid ging hy alle voorgaande Keizers te boven. Voornaame mannen, en die tot de Burgermeesterlijke waardigheid en eere van triomf gestegen waren, heeft hy om geringe aanklagingen gebannen, en gedood, alleen om dat hy meester van hunne goederen zou worden: des zag men dagelijks veel menschen bedelen, die onlangs zeer rijk geweest waren. Na het beroven der ingezetenen, sloeg hy zijn klauwen in de gemeene schatkist; na zich nemende al het geld, dat ten gemeene beste, 't zy tot uitdeelingen van 't volk vergadert, het zy tot de schouwburgen of feestvieringen weggeleit was. Hy smolt opgehangene tempelgiften, beelden der Goden, eertekenen van helden, en alles waar van geld kon geslagen worden. Zie Herodianus 7 B. 3 H. Kapitolinus in zijn leven.
d. Toen de jonge Gordianus, door den Landvoogd van Numidie, Kapellianus genoemt, overwonnen en gedood was, en de oude Gordianus zich uit wanhoop te Karthago verhangen had, rukte Maximinus zijn krijgsmachten over d'Alpen, met voornemen om Aquileja aan te tasten. Moedig kweten zich haar inwoonders, door het beleit van Krispinus en Menefilus, die met werpen van steenen, en toortzen, van solfer, jodenlym en pik gemaakt, geen kleine schaade aan de stoute beklimmers hunner muuren toebrachten. Lang bleef de krijgskans in wederwicht hangen; maar eindelijk wierd het krygsvolk van Maximinus trager, dewijl het gebrek van alles had, en het zelfs water, dat met bloed en etter der doode lijken vermengt was, moest drinken. De Romeinen zich dus afgemat ziende, wierden, gebrek hebbende van alle voorraad, wanhoopig; des vonden zy goed Maximinus te vermoorden, om hen, door dat middel, van een eindelooze belegering te ontslaan, Met stouten moede dan trekken zy op 't midden des dags naer zijn tent, rukken zijn afbeeldzels en standaarden af, en dooden hem met zijn zoon, zo als hy uit de tent trad om met hen te spreken; waar na zy de lichchaamen ten prooi der honden en vogelen op 't veld wierpen. Dus eindigde deze dwingeland in 't 238 jaar na Christus geboorte zijn leven, na dat hy 65 jaaren geleeft, en ruim 3 jaaren geregeert had. Zie Herodianus 8 B. 5 H. Eutropius 4 B.
Zijn gedenkpenningen vertoonen in 't Kabinet van Dr. Smids een spoedende Overwinning, en een voortrijdende zegewagen; ziende op zijn oorlogsdaden, zo in Germanje, of Duitschland, als tegen de Gordianen uitgevoerd,