XXX.
Markus Aurel. Anton. Varius Elagabalus.
Elagabalus, de achtste en laatste der Antonynen, door de list en groote schatten van zijn Grootmoeder Varia, of Julia Mesa, van de soldaten in Fenicie voor Keizer aangenoomen, is in 't 952 jaar na de bouwinge van Rome, en in 't 204 jaar na Christus geboorte in Emesus, een stad in Fenicien, gebooren.
Naer zijn Vader wierd hy Markus Aurelius genoemt, waar by zommige noch Bassianus voegen, doch dien vind men op zijn penningen niet. Van de soldaaten tot Keizer aangenoomen, kreeg hy den naam van Antoninus, by hen in groote achting. Den Bynaam van Varius voerde hy naer zijn Grootmoeder Varia: dien van Elagabalus had hy zich zelven gegeven naer zijn Afgod de Zon, wiens Priester hy was. Zie Herodianus, Lampridius.
Zijn Vader was Keizer Karakalla, hier voor beschreven. Zijn Moeder, Julia Soemias; een geile en dartele vrouw, die hem in ontucht by Karakalla gewonnen had, en met haar zoon van de soldaaten vermoord, en daar na door de stad gesleept is. Zijn Grootmoeder, Julia Mesa; de zuster van Julia, de vrouw van Severus. Een staatzuchtige en niet min wyze vrouw, door wier toedoen Elagabalus was Keizer geworden, en op wiens raad hy zijn Neef Alexander tot medeheerscher aannam, die haar voor deze weldaad, toen zy in een hogen ouderdom gesturven was, vergood heeft. Zijn I Vrouw, Julia Kornelia Paula; gesprooten uit de edelste der Romeinen, die hy om een vlekje, dat hy op haar lichchaam vond, verstiet. Zijn II Vrouw, Julia Aquilia Severa; een Nonne van Vesta, die hy met geweld schaakte, waar over de Raad zeer te onvreeden was, waar op hy zijn misdaden dus verschoonde: My is een menschelijke drift overgekomen, want ik was met liefde tot die maagd bevangen: ook is het gevoegelijk en heerelijk dat een Priester met een Priesteres trouwt: echter verstiet hy haar na weinig weken. Zijn III Vrouw, Annia Faustina; uit het geslacht der Antonijnen; een geile en wreede vrouw, die haar man ombracht om met Elagabalus te trouwen; doch hy genoot haar nauw, of hy verliet haar ook, om zich weer by zijn eerste vrouw Severa te voegen: by geen van deze drie heeft hy kinderen gehad.
a. Nauwelijks was Elagabalus uit Syrien te Nikomedie gekomen, of hy spatte in alle wulpsheid uit. Zijn lafheid kwam met zijn kleeding over een; want hy haatte de wolle gewaden der Romeinen en Grieken, en kleede zich in een priesterlijken sleeprok der Feniciers, gemaakt van zijde; op welke wijze hy ook op zijn aankomst in den Raad verscheen. Niets waardeerde hy hoger als den dienst zijns Afgods, die hy een schoonen Tempel bouwde, en dagelijks in den morgenstond honderd stieren, en een meenigte schapen offerde; ja hy liet door heel Italien de schoonste kinderen opzoeken, en offerde de zelven aan zijnen Afgod, als trachtende door de smertelijke droefheid der ouders zijnen Elagabalus een groten dienst te doen. Na zo veel gruwelen maakte hy een huwelijk tusschen zijn Afgod en het Palladium, of het beeld van Pallas, 't welk hy uit den tempel van Vesta in zijn kamer vervoerde. Weinig tijds daar na gaf hy voor, dat ze hem niet behaagde, als zijnde een Godin, die altijd in wapenen en oorlog bezig was; des verkoor hy voor zijn God het beeld Uranie van de Feniciers Astroarches, of de Maan genoemt, zeggende dat het huwelijk tusschen de Zon en Maan wel paste. Onder het plegen van zijn bespottelijke offerdiensten, nam hy, op 't verzoek van Mesa, zijn Neef Alexander tot medeheerscher aan, dien hy deelgenoot van zijn priesterschap wilde maaken; 't geen Mamea, de moeder van Alexander, door haar wijs beleit voorkwam. Niet weinig wierd Elagabalus daar door verstoort, en liet, berouw krijgende dat hy hem deelgenoot des gebieds gemaakt had, alle geleerde mannen, die Alexander in Vorstelijke
deugden onderwezen, dooden, voorgevende, dat zy zijn zoon bedurven: ja hy viel tot die uitzinnigheid, dat hy alle die aan de Schouburg waren, en openbare tooneelspeelders tot de grootste bedieningen des Keizerrijks verhief. Hy stelde tot Hooftman der lijfschutbenden eenen gewezen danser. Een anderen Tooneelspeelder heeft hy over de bestiering der zedetucht gestelt, en noch een 't gezag gegeven om den Raad te verkiezen. Wagenmenners, Blyspeelders en Bootsemakers gaf hy de grootste bestieringen der rijkszaken in handen. Zelfs zijn slaven, die meest in ondeugden uitstaken, maakte hy Stedehouders der verheerde Landschappen. In ontucht ging hy Sardanapalus te boven. Razende wierd hy op een ellendige slaaf verlieft, Hierokles genoemt, die hy, met verscheide mannen trouwde, doende zich noemen der zelver vrou, Koningin en Meestres. 's Nachts liep hy naer de hoerhuizen, dreef de hoeren daar uit, en stelde zich in haar plaats voor alle mansperzoonen gereed: ja hy deed zich het mannelijk lid weg neemen, om een vrouw te worden, en noemde zich in plaats van Bassianus, Bassiana. O Gruwel! mijn pen blijft stil staan, in 't beschrijven dier godloosheden en gruwelen. Eindelijk is hy op den 10 Maart in 't 222 jaar na Christus geboorte van de soldaaten op de heimelijkheid overvallen, gedood, langs straat gesleept, en daar na in den Tiber geworpen, na dat hy ontrent 18 jaaren geleeft, en 3 jaaren, 9 maanden, en 4 dagen geregeert had. Herodianus 5 B. Lampridius.