XXIX.
Markus Opelius Antoninus Diadumenus.
Diadumenus, de zevende der Antonijnen, van zijn vader den Keizer Makrinus tot medeheerscher aangenoomen, is op den 19 September in 't 951 jaar na de bouwinge van Rome, en in 't 203 jaar van Christus geboorte gebooren; zijnde de zelfde dag en uur, waar op Keizer Antoninus Pius gebooren was, waar door de wiskonstenaars hem de heerschappy, doch geen lange regeering, voorzeiden, gelijk ook gebleken heeft. Zie Lampridius. Merk aan, dat deze Keizer van zommige schrijvers Diadumenianus genoemt word, dewijl zijn bynaam van Diadumenus met de verheffing tot het Keizerdom tot Diadumenianus aangegroeit is: gelijk hier van in veel Roomsche naamen de voorbeelden baarblijklijk zijn, als van Oktavius in Oktavianus, Vespasius in Vespasianus, Diokletius in Diokletianus, en verscheide andere meer. Deze bynaam wierd hem gegeven, om dat de vliezen, in de geboorte, het hooft van dit kind, gelijk een Koninklijke hairband, Diadema genoemt, hadden omringt. Deze Diadema, of Hooftband is, gelijk Diodorus getuigt, afkomstig van Bacchus, dewijl hy met de zelve het hooftzweer, uit een zwaaren drank ontstaan, gewoon was te verdrijven. Naderhand is ze het rijks cieraad der aloude Koningen, zedert Alexander den Grooten, geweest, die de zelve aldereerst in Persien, na dat hy Darius overwonnen had, en voorts zijn trotze volgers, alle Macedoniers, hebben gebruikt. Onder de Romeinen is Augustus d'eerste geweest, die ze gedragen heeft, dewijl ze hem na d'overwinning van Sicilie om
eeuwig te dragen toegekeurt wierd, gelijk Suetonius getuigt. Leer verder uit de penningen, dat hy ons nooit met de letters Aug, maar met Caes. dat is Cesar ontmoet, een naam die d'Oppergezaghebbing hier zo zeer niet betekent, als wel een pronknaam is van de zoonen en neven der Keizers, daar toe verklaart, gelijk de Heer Lud. Smids en Oudaan, twee voorname mannen in de oudheid, ook aangemerkt hebben.
Zijn Vader was Markus Opelius Makrinus, hier voor beschreven. Zijn Moeder, Nonia Celsa; by wien Makrinus hem, en noch eenige kinderen, die niet genoemt worden, won. Een vrouw bekent door meenigvuldige overspeelen, gelijk Kapitolinus met deze schimpveerzen toont:
Antoninorum nomen puer ille gerebat,
Qui patre venali genitus, sed matre pudica:
Centum nam maechas passa est, centumque rogavit.
dat is:
't Kind had den naam van Antonijn, dien 't leven
Was van een man, die elk omkopen kon, gegeven;
Doch van een moeder, die de kuisheid zelve scheen,
Dewijl zy nimmer haar gebruiken liet van een
a. Een ongemeene vreugd gevoelde Makrinus, toen hy hoorde dat zijn zoon Diadumenus den naam van Antoninus gegeven was, dewijl het reede zo ver te Rome was gekomen, dat niemand tot de regeering bewaam wierd geoordeeld dan die den heerelijken naam van Antoninus had. Hoe zeer die blijdschap zijn ziel trof, toonde hy aan zijn Vrou in dezen brief: Quod boni adepti sumus, mea uxor, caret aestimatione, & fortassis de imperio me putes dicere, non magnum istud quod etiam indignis fortuna concessit. Antonini pater factus sum, Antonini mater es facta. O nos beatos, O fortunatam domum, praeclaram laudem nunc demum felicis imperii. Dii faxint & bona Juno quam colis, ut & ille Antonini meritum effingat: & ego, qui sum pater Antonini, dignus omnibus videar. dat is: Het goed, dat wy verkregen hebben, mijn Vrouw, is boven alle achting: gy denkt misschien dat ik van het rijk spreek; dat is niet iets byzonders, dewijl de Fortuin het ook aan onwaarde gegeven heeft. Ik ben vader van eenen Antoninus geworden, en gy moeder. Hoe gelukkig zijn wy! Hoe gelukkig is ons huis! een heerelijke lof, van een meest recht gelukkige heerschappy. De Goden geven, en de goede Juno, die gy eert, dat hy de verdiensten van een Antoninus verevenare, en dat ik, die een Antoninus vader ben, aan allen 't zelve waardig schijnen mag. Zeker
Makrinus verheugde zich niet te onrecht; want Lampridius zeit, dat de Antoninen hoger dan de Goden geacht wierden, om de liefde der drie Vorsten, in welke de Wijsheid, de Goedheid, en de Godvruchtigheid geheiligt was: Als de godvruchtigheid in Antoninus, de goedheid in Verus, en de wijsheid in Markus.
b. Lampridius getuigt, dat hy een der schoonste jongelingen zijns tijds was, hebbende een bekwame langte, geel hair, zwarte oogen, cierlijk van neus, klein van mond, rond van kin, en van natuur sterk. Deze dan, zeg ik, is, niet tegenstaande hy den naam van Antoninus had, op den 7 Juny, in 't 218 jaar na Christus geboorte, met zijn vader Makrinus door d'oproerige soldaten op de grenzen van Fenice en Syrien vermoord, na dat hy 16 jaaren geleeft, en met zijn vader 1 jaar, 2 maanden, en 3 dagen geregeert had. Zie Herodianus, en den eerstgenoemden schrijver.
Aangaande zijn Gedenkpenningen, de zelve zijn in koper, van de middelslag, ongemeen; gelijk van d'eerste slag kostelijk; doch in zilver zeer zeldzaam en hoog geacht, echter verbeelden zy niets, dat onze opmerking waardig is.