XXVIII.
Markus Opelius Makrinus.
Makrinus; na de moord van Keizer Karakalla door het krijgsvolk in Mesopotamien tot Keizer verklaart, of liever door zijn listen en Keizermoord daar toe gekomen, is in 't 917 jaar na de bouwinge van Rome, en in 't 165 jaar na Christus geboorte in Mauritanien gebooren.
Wie zijn Vader of Moeder geweest is weet men niet; maar dat hy een zoon van een vrygemaakten slaaf was, getuigt Herodianus. Zijn Vrouw is geweest Nonia Celsa; van wier ongebondentheheden ik in 't beschrijven van Diadumenus zal spreeken.
a. Toen Karakalla na zijn meenigvuldige moorden bekommert was, dat zijn bloed ook door een verraderlijke hand zou vergooten worden, vernam hy by alle sterrekundigen en offerbezichters, of iemand naer zijn leven en heerschappy stond. Ook schreef hy aan Maternianus, die toen ter tijd over alle bedieningen onder hem te Rome het bewind had, die zaak te onderstaan, en zelfs daar over de schimmen te dagvaarden. Hy kreeg dan van deze eenige brieven in Mesopotamien, terwijl hy met wagenmennen bezig was, waar onder een was, die dit geheim besloot. Hy zich niet willende van zijn bezigheden beroven, beveelt Makrinus alleen by zich zelven die te bezien, en indien'er iets gewichtigs in waar, hem dat bekent te maken. Makrinus die alle doorsnuffelende, vind den brief waar in stond, dat hy op 't rijk loerde. Niet weinig wierd hy daar over ontzet, dewijl hem Karakallaas wreedheid bekent was; des besluit hy hem voor te komen, en doet hem van alle brieven, behalven deze, bescheid. In 't leger was zeker hooftman, die den Keizer altijd verzelde, en Martialis genoemt was; deze dacht Makrinus de bekwaamste te zijn om zijn voornemen uit te voeren, dewijl zijn broeder voor weinig dagen door Karakalla onschuldig gedood was. Nauwelijk maakte hy hem zijn voornemen bekent, of Martialis besloot hem dien dienst te doen, en met een zijn broeder te wreeken. Weinig dagen na deze zamenzweering besloot Karakalla uit Karre, een stad in Mesopotamien, naer den Tempel van de Maan te gaan, ontrent een myle van die stad gelegen; doch op den weg door buiklast overvallen zijnde, liet hy zijn volk vertrekken, en maar een dienaar by hem blijven. Martialis deze gelegentheid ziende, trad naer hem toe, en bracht hem, onder
schijn van hem iets te boodschappen, een doodelijke steek toe, terwijl hy bezig was met zijn broek af te binden. Zie Herodianus 4 B. 12 en 13 H. Spartianus, Kapitolinus.
b. Na dat de krijgsoverste Audentius, om zijn ouderdom, 't gebied geweigert had, was de krijgsknecht gedwongen de heerschappy aan Makrinus op te dragen, dewijl Artabanus, Koning der Parthen, met een machtig leger op hen aankwam, om het verraad van Karakalla, daar ik op fol. 158 van gesprooken heb, te wreeken. Drie dagen achter een bodenze elkanderen het hooft, in welke slagen veel bloed aan wederzijde vergooten wierd; des zond Makrinus, bemerkende dat Artabanus nergens anders om zo hevig streed, en volharde, dan om dat hy meende tegen Karakalla te vechten, gezanten aan den Parth, en liet hem weten, dat de Keizer, die tegens verbond en eer hem verongelijkt had, waardige straffe van zijn bedrijf had geleden. Dat de Romeinen, wien de heerschappy toekomt, hem 't gebied hadden opgedragen. Dat hy in 't voorledene geen welgevallen had, d'overige gevangenen zou wedergeven, en alle goederen, die gerooft waren, vergoeden. Dat hy hem in plaats van vyand tot vriend zou aannemen, en de vrede met eeden en verbondmaken bekrachtigen. Hier op wierd met Makrinus en Artabanus vrede gemaakt, waar op de eerstgenoemde met zijn heirmacht uit Mesopotamien naer Antiochien trok. Herod. 4 B. 15 H.
c. Nauwelijks was Makrinus te Antiochien gekomen, of hy schreef aan den Raad een brief, waar in hy hem, aangaande zijn inborst en laage geboorte, op 't laatst dus liet hooren: Niemand verontwaardige my, dat ik van Ridderlijke waardigheid hier toe gevoerd ben; wat baat de adel, ten zy die verzeld werde van minzame zeden? Wat heeft doch Kommodus edele geboorte en Karakallaas navolging in 's vaders rijk u gebaat? want zy, die het als een schuldige erfenis ontfangen hadden, hebben 't als een van overlang eigen goed misbruikt, en te schande gemaakt, maar die 't van u ontfangen hebben, zijn een eeuwigen dank schuldig, en trachten de voorafgenootene weldaden te vergelden. 't Geboorterecht van adelijke Vorsten vervalt wel tot hovaardy, uit verachtinge der onderzaten, als of die minder waren; maar die door redelijke daaden daar toe gekomen zijn, slaan 't zelve gade, als zijnde met arbeid verkregen, en geven gewoon ontzag en eerbied den genen, die te eeniger tijd hooger dan zy waren. Mijn voornemen is zelfs niets buiten uw goedvinden te verrichten, maar u tot mederaadslagers over de gemeene zaken der regeeringe te houden. Dus zult gy leven in veiligheid en vryheid, die u onder de adelijke Keizers ontnomen is, en welke eerst Markus, daar na Pertinax u getracht hebben weder te geven, die beide van geringe geslachten tot het gebied gekomen zijn. Hoe hy hier in zijn woord gehouden heeft, bleek te Antiochien, daar hy zich aan alle dartelheden, en 't bedrijven van alle moorden overgaf, waar over de krijgsknecht morrende, hem op den 7
Juny in 't 218 jaar na Christus geboorte op de grenzen van Fenicie en Syrien om 't leven bracht, na dat hy 53 jaaren geleeft, en met zijn zoon 1 jaar, 2 maanden, en 3 dagen geregeerd had. Zie Herodianus, Kapitolinus, &c.